woensdag, februari 28, 2007

Biddelje Bedelen

Gisteren is Doarmer in de grote stad A. geweest , aan de andere kant van de IJssel gelegen, maar je kon er gewoon Nederlands spreken. Het regende heel hard en de mensen waren heel arm, want iemand vroeg Doarmer in het Engels om geld, zodat hij wat eten kon kopen. Doarmer antwoordde in het Fries, dat als hij geen geld had, hij maar moest pinnen, maar dat begreep de bedelaar weer niet en toen een toevallig passerende huisvrouw zei, dat Doarmer Fries sprak, stelde de bedelaar weer dezelfde vraag in het Nederlands. “ Ook al is hij arm “, dacht Doarmer “ hij spreekt zijn talen wel.” Natuurlijk heeft Doarmer hem niets gegeven, zodat de man , weliswaar hongerig, toch zijn waardigheid behouden heeft.

Útwreiding Uitgebreidheid

Terwijl – wie zal dat ontkennen – het toekomstige nog niet is, is er toch in de geest reeds een verwachting van het toekomstige. Terwijl dus – wie zal ook dat ontkennen – het verledene niet meer is, is er toch in de geest nog een herinnering aan het verledene. En terwijl - wie zal ook dat ontkennen – de tegenwoordige tijd geen uitgebreidheid heeft, omdat hij in een stip voorbijgaat, is niettemin het gadeslaan voortdurend, waardoorheen datgene wat aanwezig zal zijn tot weg-zijn overgaat.

Augustinus: Confessiones

Die stip , waar Augustinus het over heeft, duurt volgens de Plancktijd (of kwantumtijd) 5,391 × 10-44 seconde. Zo bestaat er ook een Plancklengte, ook kwantumlengte genoemd, de kleinste lengte die kan voorkomen. Kleiner dan de Plancktijd/lengte verliezen tijd en lengte hun betekenis. Maar hoe klein het ook mag zijn, toch denkt Doarmer, dat men op grond hiervan kan zeggen, dat het altijd “nu” is.

dinsdag, februari 27, 2007

Gesprek tussen boswachter en stroper

Dou meist op snein net sjitte; ik sil dy oanjaen, ropt Durk him nei.
Feike ropt oer it skouder: As dat fé fan dy ek mar ien stap fan it hiem ôf docht, dan kinst der op rekkenje, dat ik se dea sjit.
Hy sjocht wraeksuchtich nei Bijke en dat ûntgiet Durk net. Hy is mei in pear stappen by Feike en giet foar him stean. Hy stekt de finger omheech en hâldt dy Feike foar it gesicht. Goed ûnthâlde, Feike, seit er mei triljend lûd, dit moatst goed ûnthâlde; astou myn houn tonei komste dan doch ik dy dea, stjerrende wier. Ik weef foar iwich mei dy ôf astou Bijke dea sjitst.
Heit, heit, jammert Aeltsje, en Gerard sil al oerein.
Feike is lykwols sûnder hwat to sizzen om Durk hinne stapt. Durk eaget him nei oant er efter de spjirren wei woarn is. Dan kriget er de kat op en bisjocht it bist.
Sonde, sa’n moai katsje, seit Gerard
Katten by de rûs, seit Durk noartsk, en hy smyt it dier efter it hok op’e rûchskerne.

Uit : Verandering van lucht
Van dit werk zijn meer dan 34.000 exemplaren verkocht . Andere werken van de schrijver Rink van der Velde (1932-2001) zijn o.a. De fûke en De hûn sil om jim bylje(beide verfilmd) . Van der Velde beschrijft ook in deze werken de onaangepaste vrijbuiter met een kort lontje.In het bovenstaande gesprek n.a.v. een dode kat, blijft het bij bedreigingen “ ik doch dy dea, stjerrende wier” , maar in De hûn sil om jim bylje loopt het echt uit de hand.

maandag, februari 26, 2007

Sutelder Venter

sutelder

Tusken de tsjeaken Tussen de kaken

Zo is ook het heden geen realiteit; het zit als het ware vastgeklemd tussen de twee kaken van het verleden en de toekomst. In sommige talen kan het werkwoord “zijn” niet in de tegenwoordige tijd worden vervoegd; het heeft in die talen kennelijk wel zin om “ik zal zijn” of “ik was “ te zeggen, maar niet om “ik ben” te zeggen.
Toch brengt de kwantummechanica troost voor hen de verdwijning van het heden zouden betreuren. Geen enkele tijdsduur kan namelijk korter duren dan de “constante van Planck” die 5,4 . 10-44 seconden duurt. Gedurende deze tijd is het dus toegestaan te zeggen “ik ben”, maar dat moet dan wel erg snel worden gezegd .

A. Jacquard

Deze opvatting staat in zekere zin tegenover “Het is altijd nu” (nunc stans). De Plancktijd is de kleinste betekenisvolle lengte van tijd. Om preciezer te zijn 5,391 × 10-44 seconde.



zondag, februari 25, 2007

Fergrieme Verspillen

In feite is de verheerlijking van de arbeid voor de totalitaire regimes een goede manier geweest om de gevestigde orde te bewaren; terwijl ze aan het werk zijn, hebben burgers niet de moed of de mogelijkheid om zichzelf en de machthebbers fundamentele vragen te stellen. De luiheid is, zegt men, de moeder van elke ondeugd, maar de uitputting door de arbeid is de vader van elke onderwerping.
Deze ontkenning van de quasi-religieuze rol van de arbeid is geen lofrede voor de luiheid. Niet werken hoeft niet te betekenen dat men inactief is; het is het gebruikmaken van de beschikbare tijd om tot uitwisselingen te komen, om anderen te ontmoeten, om alleen of samen met anderen na te denken, te lezen, te luisteren, te scheppen……. Is dat niet het kernprobleem van het bewuste leven om van de tijd die de natuur ons gunt het beste te maken? Laten we niet vergeten dat een honderdjarig leven slechts drie miljard seconden bevat; dat is des te meer reden om je tijd niet aan onbetekenende dingen te verspillen.

A. Jacquard

Laitsje en in tsjerkfaar Lachen en een kerkvader

En nu mijn antwoord aan de man die zei: “Waar was God mee bezig, alvorens Hij de hemel en de aarde maakte?” Ik geef niet het antwoord dat , naar het verhaal wil, een zeker iemand eens heeft gegeven, die zich met een grap aan de machtige moeilijkheid van het probleem probeerde te onttrekken: “ Toen was God, “ zei hij,” hellen aan het inrichten voor de speurders naar de hoge dingen!” Zien is niet hetzelfde als lachen. Dat antwoord is het mijne niet. Ik zou namelijk liever antwoorden: “Wat ik niet weet, weet ik niet”, dan dat andere antwoord geven, met spotternij om wie naar hoge dingen vraagt en lof voor wie onwaarheid heeft geantwoord. Neen, ik zeg dat gij, onze God, de schepper zijt van al het geschapene en indien onder die term “ de hemel en de aarde” verstaan wordt, dan zeg ik onverschrokken: “Alvorens God de hemel en de aarde maakte, was Hij niet bezig met iets te maken”.

Augustinus: Confessiones

Op andere plaatsen geeft Augustinus een interessanter antwoord op deze vraag en stelt hij het woordje “alvorens” ter discussie, omdat God toen hij alles schiep ook de tijd maakte.

zaterdag, februari 24, 2007

Portretten

Boswachtersechtpaar (let op het groen!) geniet van de rust na een dag hard werken

Jonge carrierrevrouw kijkt enigszins sceptisch


Raaien Grashalmen

Door mensen die ik goed ken, laat ik mij graag telkens weer dezelfde verhalen vertellen, vooral wanneer het de centrale gebeurtenis uit hun leven betreft. Ik verdraag de omgang alleen van dat soort mensen bij wie deze verhalen telkens iets anders luiden. De overigen zijn toneelspelers voor me, die hun rol te goed hebben ingestudeerd, ik geloof van hen geen woord.

De waarheid is een zee van grashalmen, die zich wiegen op de wind; zij wil als beweging gevoeld, als adem ingezogen worden. Een rots is zij alleen voor degene die haar niet voelt en ademt; die zal zijn hoofd tot bloedens toe aan haar verwonden.

Elias Canetti

vrijdag, februari 23, 2007

Sêft boartsje Zacht spelen

Nu zij naast mij loopt rust mijn hand
even lager dan wat in romans
vroeger leest werd genoemd.
Zacht spelen onder zomerkatoen
onder mijn vingers de spieren -
gespannen en sprongbereide
tweelingdieren zou ik
in vijfenveertig dichten,
nu denk ik aan twee lieve handen
die onze wandeling begeleiden -
maar rustig, rustig, niet haasten,
eerst nog meer over vroeger praten.

J.B. Charles

Njoggen koaren Negen koren

Hans Memling: Het Laatste Oordeel
Engelen laten de uitverkorenen toe tot de hemel

V: Wanneer verkrijght den mensch dit eeuwich goedt?
A: De siele verkrijght dat terstondt nae de doodt, ’t en zy dat daer eenighe schult in het vaeghvier te suyveren blijve: het lichaem nae de algemeyne verrijsenisse de vleeschs; die geschieden sal als deze wereldt vergaen sal ende Godt ten oordele komen

Uit een 17e eeuwse catechismus

Als men tot de gelukzaligen behoort, dan krijgt de ziel meteen alle vreugden, het lichaam moet echter nog even wachten tot het Laatste Oordeel. Hierover is nog discussie geweest, er was een paus, die vond dat de ziel weliswaar meteen tot de hemel werd toegelaten, maar tot het Laatste Oordeel moest wachten om de heerlijkheid Gods te mogen aanschouwen.De kerk liet deze opvatting echter snel vallen. Het lichaam heeft minder geluk, maar uiteindelijk komt ook dit in een toestand van “ geen sieckten, geen quaelen, geen smert, geen pyn enz.” . Behalve dat er in de hemel geen ellende is, is er ook veel te zien en te horen zoals “ silvere kristalynen fonteynen en beken” en “ die uyt-nemende neghen Chooren der Enghelen”.

donderdag, februari 22, 2007

Tútlipkes Kuslipjes

Ed Dukkers in museum B.

It mearke Het sprookje

Uit de krant:
LEEUWARDEN - De Fryske Nasjonale Partij (FNP, Friese Nationale Partij) is niet blij met de benoeming van Ronald Plasterk als minister van Onderwijs. In 2000 noemde de nieuwe PvdA-minister in zijn column in het tv-programma Buitenhof Fries geen serieus te nemen schoolvak. „Ik heb niets tegen het Fries, als iedereen maar snapt dat het als taal net zo'n sprookje is als de Efteling in het Brabantse Kaatsheuvel.”
Fries is op basisscholen en middelbare scholen in Friesland een verplicht vak. „Toen we hoorden dat Plasterk minister van Onderwijs wordt, realiseerden we ons meteen dat dat niet positief is voor het Fries”, aldus fractievoorzitter en lijsttrekker Johannes Kramer van de FNP.
De mening van Plasterk als columnist staat haaks op het regeerakkoord. Daarin is expliciet opgenomen dat niets wordt afgedaan aan de status van Fries als tweede rijkstaal. De FNP, qua grootte de derde partij in de Friese Provinciale Staten, stelt aan te nemen dat Plasterk overigens weinig kwaad kan. „Want de positie van het Fries is in allerlei wetten geregeld. Maar juist nu we in Friesland overeenstemming hebben over het Fries in het onderwijs, krijgen we in Den Haag een minister met een negatieve grondhouding”, aldus Kramer.


Doarmer sprak vandaag met Dr.Oetker over de Efteling-uitspraak van deze professor P. en de doctor was terecht van mening, dat dit het beste is, wat het Fries kan overkomen. Juist door dergelijke uitspraken komen de beste eigenschappen van het Friese volk naar voren, zoals bijvoorbeeld "dwersbongelje", dwars gaan liggen. Doarmer zelf vindt het begin van de uitspraak "Ik heb niets tegen het Fries" bijzonder grappig, het suggereert dat de professor niet uitsluit, dat hij er wel iets tegen zou hebben. Doarmer kan zo ook wel wat ruimdenkende uitspraken doen, hij heeft niets tegen het Hongaars, het Lets, het Sloveens, het Spaans en nauwelijks iets tegen het Noors en het Fins, maar het Italiaans, dat ligt wat moeilijker. De uitspraak doet Doarmer ook denken aan het "Bokwerder Belang", jaren geleden een fantasieweekblad, geschreven in een Nederlands vol met frisismen, waarin de zogenaamde redacteur Wabbe Wisses in zijn artikelen ook regelmatig de zin gebruikte " Wij hebben niets tegen het Fries, maar men moet niet overdrijven". Als het met het onderw. niets wordt,kan de professor zo dit sprookjesweekblad nieuw leven inblazen. Lang leve de Efteling!

woensdag, februari 21, 2007

As in lôgjende hjerst Als een vlammende herfst

Nou swypket swak en wirch de lije wyn
en hâldt ek noch syn lêste lústrjen yn.
Oer it yn dream forstille beamte rint
ien ril yet….. en de nije dei bigjint.

Den wint de jonge dei syn wei, aloan;
en út de stiltme bloeit in rike moarn,
dy’t lôget as in kleurich hjersttafriel
fen read en grien en blau en brûnzich giel!

As dizze moarn, sa blomke Fryslân nea!
De fiere greide is as ien waerme bea;
dy fen in bern, det nei in fûgel sjucht
en nou sa winske, det’t meisile mocht!

Hwet is it, det myn heukrich herte driuwt?
Is it de ljurk, dy’t fier omhegens kliuwt?
Is it de stiltme, mei syn rynsk geniet?
Bin it de blommen; is’t in inkeld liet?

It is sa frjemd, det ‘k nou yet sjonge kin….
De wrâld leit britsen yn syn ein gewin.
De geast is delslein en der is yet net
in rop dy’t him ta nije bloei bringt heard……

Mar sinne wijt ek dizze nije dei.
Hwa scil it sizze, ho’t dy wirde mei….?
Frjemd is it libben yn it wrâldsbirin:
De blom is bliid, omdet er bloeije kin.

A.R. Scholten

dinsdag, februari 20, 2007

Fêsteljûn Vastenavond

Nu is het fêsteljûn en morgenochtend om 10.00 uur brengt de pater in de centrale hal de jiskekrúskes aan. Voor velen van ons begint dan een tijd van onthouding, en hierover krijg ik als zielenherder vaak vragen, bijvoorbeeld deze van Ysbrand W. uit A. “ Vader,” zei hij tegen mij,” u weet , dat ik graag en vaak uitgebreid dineer om op mijn eigen manier van de schepping te genieten. Nu is het wel zo, dat ik de komende tijd de bediening zal opdragen om tijdens de laatste gang de hoeveelheid slagroom op het ijs met 20% te verminderen. Is dit voldoende of moet ik ook nog iets doen aan de carpaccio vooraf?” “Natuurlijk niet, beste Ysbrand,” heb ik geantwoord, “ onthouding betekent dat je afziet van iets, wat je gewend bent en jij bent nu eenmaal veel gewend en bovendien, ik weet hoeveel slagroom voor jou betekent”. Op zulke momenten, als ik iemand bij zijn levensvragen heb kunnen helpen, realiseer mij steeds weer welk een dankbaar beroep ik toch heb en vergeet u niet morgen het askruisje te halen!

Uw pastoor te H.

maandag, februari 19, 2007

Op 'e merke Op de markt


In treast Een troost

Wel aen dan, godtvruchtige Zielen, die hier soo veel te lyden hebt; die hier armoede en ghebreck, die hier lasteringh en opspraeck, die hier sieckten en pynen, verliesen en bancqueroeten, oft andere ongevallen moet onderstaen: onthoudt en peyst wel, dat het hier eenen korten tydt sal dueren: en dat naer soo korten arbeydt, pyn, of droefheydt, om Godt, ende ter liefde Jesus Christus verduldighlijck geleden, uwen loon, rust en blyschap eeuwigh dueren sal.

Rumoldus Backx : Sermoenen op ieder sondagh

Er is altijd een speciale band geweest tussen de kerk en het lijden, dat op twee manieren werd gerechtvaardigd. In de eerste plaats als straf, gebeurde er ergens een ramp, dan kwam dat natuurlijk door het zondige leven ter plaatse. Hoe zat het echter met het lijden van evident onschuldigen? Hier was het eigenlijk een beloning, in zekere zin een teken, dat men uitverkoren was. Zo is de bovenstaande vertroosting waarschijnlijk bedoeld voor de onschuldige sloebers uit het onderw. gezien woorden als “ armoede” en “gebrek” en “loon”, dat eeuwig zal zijn.

In wite do Een witte duif

Deze maand in het Fries uitgebracht:

UNA PALOMA BLANCA
No skynt de sinne oer de mieden
Rint de skimer fan us wei
Brekt it deiljocht troch it tsjuster
En sjongt it nije liet yn my

Ik fiel de simmer yn myn tinzen
En ik ruk it nije hea
Ik bin no net langer finzen
Ik bin frij fan hert en lea

Kearsang :
Una paloma blanca
Ik bin sa frij as in do yn 'e loft
Una paloma blanca
Flean oer de greide in skoft
Nimmen stjoert my, want ik bin frij.

Eartiids siet ik op 'e knibbels
Kaam mei de sinne yn myn eagen
Haw ik myn wjukken (wer) utslein.
Kearsang (twa kear)

zondag, februari 18, 2007

It swiete tinen Het zoete zwellen

Wiegelend hoofd, zoet vrouwenhoofd,
een zuivere vrucht, een reinblank ooft,

zoo zal het liggen in de schalen
van mijne handen, de goudovalen,

dat mijne mond het proeven moge
het rustgezicht, rijp overtogen,

met de lippen, die zwellend openbreken,
de volzoete en met de neergestreken

koele oogleden en de teere âren
in de slapen, de holle als rozeblaren.

J.H. Leopold

It baarnende fjoer Het brandende vuur

Dat is eigen aan ons vier, dat het alles vernielt; maer het helsch vier en vernielt niet; soodaenig dat de lichaemen der verdoemde in dit alderschroomelijckste vier sullen blyven ongeschent; sy sullen eeuwig branden en niet verbranden, allen oogenblick sullen sy duysent dooden sterven, en niet een, jae niet een hair en salder op hun hooft vergaen, soo sal Godt door sijn opperste Almogentheyt hun in het leven bewaeren, op dat sy soo lange als Godt sal Godt zyn, eeuwige brandtstocken van het vier souden wesen.

Citaat uit Hemel, Hel en Vagevuur

Het is duidelijk, dat het “helse vuur” ( het helsch vier) andere fysische eigenschappen heeft dan het aardse vuur, het brandt en pijnigt, maar verbrandt de verdoemde niet! Deze zou dat wel willen, dan was hij ervan af, maar de pijniging moet eeuwig duren. Er werd zelfs een verklaring gegeven, waarom het helse vuur eeuwig en onverminderd kon branden.
Want syn voedsel sal wesen den boosen wille der verdoemde, die sy in der eeuwigheydt niet en sullen wederroepen ende hunne sonden, voor welcke sy noyt en sullen voldaen hebben. Overigens heerste er volgens de toenmalige opvattingen in de hel ook duisternis, ondanks al dat vuur. Doarmer vraagt zich af, of je in dit verband nog wel van “vuur” kunt spreken, gezien de totaal andere natuurkundige eigenschappen.

zaterdag, februari 17, 2007

In leafdestûke

Ik ben de perken langsgegaan,
de bocht der zonnige terrassen,
de flauw bewogen siergewassen,
de koele stammen van den laan

en heb de loten en de twijgen
de weeke stengelen geplukt
en wat mijn handen konden krijgen
mij toegehaald en aangedrukt.

En in mijn armen liggen schoven
van alle rijkdom, die ik brak
een schat mijn eigen wensch te boven
en wie ik liefheb, krijgt een tak.

J.H. Leopold

Jitris Nog eens


vrijdag, februari 16, 2007

In tút fan’e fiskman Een kus van de visboer


De wettertoer De watertoren

Een quilt voorstellende het oude centrum van de plaats H. in het zuiden van Fryslân. Voor Doarmer jeugdsentiment. Het postkantoor, de watertoren, de plaats waar hij muziekles had, de “sneonsmerke”.

Oer de kar Over de keuze

De mens die zondigt wordt namelijk niet ontzondigd doordat God vooruit heeft geweten dat hij zou zondigen. Integendeel, het lijdt geen twijfel dat hij zelf zondigt als hij zondigt, juist omdat Degene wiens voorkennis zich niet kan vergissen tevoren heeft geweten dat noch het fatum noch een werking van het toeval, noch iets anders zou zondigen, maar dat hij zelf het zou doen. Als de mens niet wil, dan zondigt hij stellig niet. Maar in dat geval – dat hij het niet zou willen – heeft God ook dat van tevoren geweten.

Augustinus

Over vraag of de mens een vrije wil heeft wordt tot in onze tijd verschillend gedacht en hangt nauw samen met de vraag of de toekomst vastligt of niet. In onze tijd bestaat er de interessante theorie van de parallelle universa , d.w.z. elke keuze wordt ook gerealiseerd. In de tijd van Augustinus was men nog niet zo ver, het was of het een of het ander. Cicero, tegen wie Augustinus zich in dit citaat afzet, zei, dat als er voorkennis is van de toekomst, dan vervalt de vrije wil en kiezen we voor de vrije wil, dan vervalt voorkennis van de toekomst. Een probleem voor de christen Augustinus, want wat moet je met een waarzegger, die zegt dat hij de toekomst kan voorspellen en wat moet je met de zondaar, die zegt, het lag toch al vast, dat ik zou zondigen, dus wat let me. En vooral, als God de toekomst niet zou kennen, is hij dan nog wel almachtig? Elke beperking van deze almacht is voor Augustinus uitgesloten. Het grappige is, dat hij de keuze van Cicero niet wil accepteren, en eigenlijk zegt hij, dat God alles weet omdat Hij “boven” de tijd staat.

woensdag, februari 14, 2007

Muzyk

hjir

Een foto

Deze kleine onduidelijke foto vond Doarmer toevallig op het internet en , jawel, hij staat er zelf op. De foto is gemaakt tijdens het Krystkongres in 1972 voor het stadhuis van Frjentsjer. In het midden staat uiteraard de toenmalige burgemeester van deze stad, een kleurrijk figuur.

dinsdag, februari 13, 2007

In frjemd pakhûs

Het zuurkoolpakhuis van W. van Althuis in het museum B.

maandag, februari 12, 2007

Hûnsk Honds

Alexander bezoekt Diogenes

Hij (Diogenes) besloot het leven van een hond te leiden en werd daarom “cynicus” genoemd, wat zoveel wilde zeggen als hondachtige. Hij verwierp alle conventies: die van de godsdienst, van gewoonten en gebruiken, van kleding en behuizing, van voeding en fatsoen. Men beweert,dat hij in een vat huisde, maar volgens Gilbert Murray is dat niet juist: het zou een grote aarden kruik zijn geweest, zoals die voor begrafenissen in gebruik was. Hij leefde als een Indische fakir van bedelarij. Hij verklaarde niet alleen alle mensen, maar ook de dieren tot zijn broeders. Reeds tijdens zijn leven werd hij tot een legendarische persoon. Algemeen bekend is het verhaal, dat Alexander de Grote hem opzocht en vroeg of hij een wens had. “Alleen maar of ge mij niet in het licht wilt staan,” luidde het antwoord.

Bertrand Russell: Geschiedenis der Westerse Filosofie

En dit gaat zich binnenkort herhalen in Ljouwert en als overtuigd aanhanger van de Partij van de Dieren wil Doarmer het met eigen ogen aanschouwen.

It rêd Het rad

In fjouwer ha-middei,
it rûzjen fan ‘e wurdenmûne
yn it skruten sinneljocht,
bodzje arbeidzje wurkje trochsette,
ynsjoch, ynsjoch.....
it rêd fan’e hamster.

zondag, februari 11, 2007

Jelle's lûd

Klik hier allinne mar kwea

It tsjoed Het kwaad

Volgens de al eerder geciteerde filosoof Leibniz (1646- 1716) heeft God de best mogelijke wereld geschapen. Voltaire heeft deze opvatting belachelijke gemaakt in zijn werk Candide, maar dat is niet helemaal fair t.o.v. Leibniz, want deze heeft beslist niet gezegd, dat de wereld perfect is, maar alleen de bestmogelijke, elke andere schepping zou slechter geweest zijn. De kwantummechanica is het hier niet mee eens, iedere mogelijkheid wordt verwerkelijkt in een nieuw parallel universum . Maar goed, Leibniz onderscheidt in deze beste van alle mogelijke scheppingen drie soorten kwaad:
Het metafysisch kwaad, dit hoort bij de schepping, het geschapene is niet volmaakt, anders zou het gelijk zijn aan de Schepper.
Het fysisch kwaad (bijvoorbeeld leed). Dit kwaad kan nuttig zijn.
Het morele kwaad , dit is de zonde. God wil dit kwaad niet, maar laat het toe. Een mens moet per slot van rekening wel iets te kiezen hebben.

vrijdag, februari 09, 2007

De klearebare wierheid De zuivere waarheid

De zuivere waarheid is dat er elk ogenblik, en derhalve ook nu, ontelbare dingen in de wereld gebeuren. De pretentie te zeggen wat er thans in de wereld gebeurt, is derhalve een ironie van zichzelf. Maar juist omdat het onmogelijk is het werkelijke in zijn geheel te leren kennen, moeten wij ons wel een willekeurige werkelijkheid scheppen en veronderstellen dat de dingen op een bepaalde manier zijn. Dit verschaft ons een schema, dat wil zeggen een begrip of een samenstel van begrippen. Hiermede bezien wij de werkelijke realiteit als door een geruit patroon, en zo krijgen wij er enigszins een voorstelling van……. Ieder begrip, het meest alledaagse zowel als het meest technische is gevat in de ironie van zichzelf.

Jose Ortega Y Gasset: La rebelion de las masas

In ivich libben

Als immers tussen de eeuwigheid en de tijd terecht dit onderscheid wordt gemaakt, dat de tijd niet kan zijn zonder een of andere beweeglijke veranderlijkheid, terwijl er in de eeuwigheid geen enkele verandering is, dient iedereen toch wel te zien dat er geen tijden zouden zijn geweest, als er niet iets geschapens was ontstaan dat door de een of andere beweging iets veranderde. Die beweging en verandering brengen verschillende toestanden mee, die niet tegelijk kunnen bestaan: ze maken plaats voor elkaar en volgen elkaar op; de kortere of langere tussenruimten van duur die zich daarbij voordoen, maken de tijd uit. Omdat dus God, wiens eeuwigheid iedere verandering volstrekt uitsluit, de Schepper en Ordenaar van de tijden is, zie ik niet hoe men zou kunnen zeggen dat Hij na het verlopen van tijdsruimten de wereld heeft geschapen, tenzij men zou zeggen dat er voor de wereld al iets geschapens is geweest, door welks bewegingen tijden konden verstrijken.

Augustinus

Doarmer vraagt zich af of de kerkvader gezien het bovenstaande wel gelooft in een “eeuwig leven”. Het heeft iets van een tegenspraak. Bij leven denkt men aan “verandering” en men leeft dus altijd “in de tijd”. Die "andere toestand" zou men geen leven kunnen noemen.
Een voorbeeld van verspilde tijd:
Belt een man een eendagsvlieg op en zegt, zou ik u een paar vragen mogen stellen, het duurt maar 10 minuten.

donderdag, februari 08, 2007

Knoffelje Hannesen

Wie aan alles zou willen twijfelen, die zou ook nooit aan twijfel toekomen. Het spel van twijfelen zelf gaat uit van zekerheid.

Wittgenstein

Iedere twijfel zet zich af tegen een zekerheid, laat een aantal zaken onbetwijfeld. Als u twijfel vergelijkt met een oplosmiddel, dan is heel sterke twijfel als het heel erg sterke oplosmidddel, waarmee ik Goofy eens zag hannesen in een tekenfilm. De allersterkste twijfel twijfelt namelijk aan alles, zoals het allersterkste oplosmiddel alles oplost. Het probleem voor Goofy was: waar bewaar je dat spul in?

B. Keizer

woensdag, februari 07, 2007

Eeuwig en altijd

Belangrijke vraag: Hebben de engelen altijd al bestaan?

Wij zeggen dus dat de tijd geschapen is, terwijl er ook gezegd wordt dat hij er altijd geweest is, hetgeen dan betekent dat de tijd er de hele tijd geweest is. Als de engelen er altijd geweest zijn, volgt daar dus al evenmin uit, dat ze niet zouden zijn geschapen: men zegt dat ze er altijd geweest zijn in deze zin, dat ze er de hele tijd zijn geweest, en ze zijn er de hele tijd geweest, omdat de tijden zelf er zonder hen onmogelijk geweest kunnen zijn. Daar waar namelijk geen schepsel is door welks veranderlijke bewegingen tijden kunnen verlopen, zijn tijden volstrekt onbestaanbaar. Ook al zijn daarom de engelen er altijd geweest, ze zijn toch geschapen en dat ze er altijd zijn geweest, maakt hen nog niet mede-eeuwig met de Schepper. Deze is er namelijk altijd geweest in onveranderlijke eeuwigheid, terwijl de engelen geschapen zijn.

Augustinus : De Civitate Dei

Kijk, dit is een echt probleem, niet te vergelijken met de futiliteiten, die dagelijks gezien worden als problemen. De engelen zijn er altijd al geweest, maar ze zijn toch geschapen. Nu hoort u het eens een keer van een ander! Augustinus heeft gelijk, zolang er tijd is, zijn er engelen geweest. Voor Augustinus houdt tijd verandering in, als er niets, maar dan ook niets zou veranderen, zou de tijd stilstaan.

dinsdag, februari 06, 2007

Smout Gezellig

In smoute gearsit by it kompjûterljocht.
(Een gezellig samenzijn bij het licht van de computer)

Onrust in de kudde of een vaag vermoeden van leven

Voor een wolf is de kudde meestal niet interessant. Af en toe observeert hij haar wel om dan alleen maar tot de conclusie te moeten komen, dat er weer niets veranderd is. De schapen maken zich druk over hun dagelijkse dingen, bijeengehouden door de herder en zijn honden. De wolf richt zijn blik dan weer snel op de vrijheid van het bos. Soms echter is er onrust in de kudde, de schapen hebben een vaag gevoel, dat er iets anders is, iets wat niet vertrouwd is, de honden rennen heen en weer en ook de herder is nerveus. Op zo’n moment observeert de wolf echt, want idealist als hij is, hoopt hij, dat er iets ontstaat wat op leven lijkt. Helaas is het altijd tijdelijk, want schapen blijven nu eenmaal schapen en wat zouden ze moeten zonder de herder met zijn honden?

maandag, februari 05, 2007

De macaroni en het rooster

De filosoof zou zich naast de wereld moeten plaatsen om steekhoudende beweringen over mens-zijn te kunnen doen. Hij zou als een antropoloog op bezoek moeten bij zijn eigen stam, maar hij zou een grondiger vreemdeling moeten zijn dan een aards antropoloog is voor een aardse inboorling .
Er is nog een andere manier waarop je dit vrij ingewikkelde punt kunt illustreren: als u een zintuiglijk apparaat (ogen, oren, neus, tastzin, smaakzin) gelijkstelt aan een rooster en de wereld die er doorheen geperst wordt als een vormloze pasta, dan is het ervarene gelijk aan de resulterende macaroni. Je zou nu, denkend vanuit de vorm van de macaroni, uitspraken kunnen doen over de vorm van het rooster. Maar je kunt niet zo denken over het rooster, want daar bestaat geen rooster voor.

B.Keizer over Wittgenstein

De zolder

Doarmer zit op de zolder en ziet, dat het buiten grijs is, naast hem zit L.R. Zij leest "Vogelvrij". Tegenover hem zit de pater te werken. Het is een maandagmorgen in het onderw. Nog even en dan mag Doarmer weer naar de markt en naar zijn viskraam. Nu hangt hij in zijn stoel wachtend op het begin van leven.

zondag, februari 04, 2007

Fjirtjin jannewaris te H.

Na 14 kilometer

Voor de wedstrijd

Tafal en betsjutting Toeval en betekenis

De zin van de wereld moet buiten haar liggen. In de wereld is alles zoals het is en gebeurt alles zoals het gebeurt; er bestaat geen waarde in de wereld….. Als er een waarde is die waarde heeft, dan moet die buiten alle gebeuren en zo-zijn liggen. Want alle gebeuren en zo-zijn is toevallig. Wat het niet-toevallig maakt, kan niet in de wereld liggen, want dan zou het weer wel toevallig zijn.

De juiste methode in de filosofie zou eigenlijk zijn: niets zeggen, behalve wat gezegd kan worden, dus wetenschappelijke beweringen – dus iets dat met filosofie niets te maken heeft - en dan steeds als iemand iets metafysisch wil zeggen, hem erop wijzen dat hij bepaalde tekens in zijn beweringen geen betekenis heeft gegeven. Deze methode zou die ander onbevredigend vinden – hij zou niet het gevoel hebben dat we hem filosofie onderwezen – maar toch zou dit strikt genomen de enige correcte methode zijn.

Ludwig Wittgenstein: Tractatus

zaterdag, februari 03, 2007

Een nieuwe tuinbewoner

Zoekplaatje: waar zit het iikhoarntsje?

In nuvere wrâld Een vreemde wereld

Zittend in de trein naar Lissabon, las Doarmer vandaag het volgende artikel in de universiteitskrant van Groningen:

Een student uit het Duitse Oost-Friesland heeft van de Informatie Beheergroep gedaan gekregen dat hij niet als Duitser maar als Fries geregistreerd wordt. Pascal Anton volgt aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden een opleiding tot docent Fries. Zijn beursaanvraag dreigde te worden afgewezen, omdat Anton op het aanvraagformulier bij nationaliteit “Fries” had ingevuld. De Leeuwarder Courant interviewde Anton over het geschil.

“ Het moet niet gekker worden in dit land en wat ben ik blij, dat ik straks in Portugal zit”, dacht Doarmer , “ straks verwachten ze van mij ook nog, dat ik als nationaliteit “Nederlander” invul, ja, it is in nuvere wrâld”.

vrijdag, februari 02, 2007

Weagen Golven

Niets, ook het heelal niet, bestaat als het niet wordt waargenomen. Derhalve zou een heelal zonder waarnemers onmogelijk zijn.

De consequentie hiervan is dat de hele wereld, ja, het hele universum, hoogstens als een golffunctie heeft kunnen bestaan, totdat er bewustzijn verscheen dat deze golffunctie ineen heeft doen storten tot een (“onze”) concrete werkelijkheid. Aangezien dit ook Wheelers interpretatie van de kwantummechanica is, kan hij over het ontstaan van de wereld zeggen dat de fysieke werkelijkheid daarvan alleen maar door observaties kon worden verwerkelijkt.
Maar waar komen deze observaties vandaan? Of, als men ervan uitgaat dat een observatie altijd een observator veronderstelt: wie observeert er ? Volgens Wheeler heeft de potentiële fysieke wereld observatoren doen ontstaan die verantwoordelijk zijn voor het concretiseren van die wereld met inbegrip van haar natuurkundige wetten. Met andere woorden, volgens Wheeler is het universum ontstaan met de oerknal waarna het zich langs de ons bekende paden heeft ontwikkeld. Deze ontwikkeling hield in dat er zich leven op aarde ontwikkelde. Die hele ontwikkeling vond echter plaats in de vorm van golffuncties: de fysieke werkelijkheid ontstond pas op het moment dat er een vorm van leven ontstond die het universum kon observeren. Deze opvatting is een uitwerking van wat ook wel “ het sterk antropisch principe “(1) wordt genoemd.

I.Maso

(1) anthropos= mens . Men heeft ook “het zwak antropisch principe”.

Naar Portugal

Als het moment daar is, moet men niet aarzelen zijn leven een nieuwe richting te geven, het is tijd om te “ferweidzjen” en daarom gaat Doarmer morgen op reis, nee, niet naar het verre en lieflijke Gelderland, waar heldere beekjes kabbelen en de zon altijd schijnt, nee, hij gaat naar het verre Portugal, waar men fado’s zingt en port drinkt en vreemde dingen eet. Het moest er wel eens van komen, want zo kon het niet langer. Doarmer had al een tijdje het idee, dat zijn leven achter de viskraam te A. op een dood spoor zat, kortom, dat het tijd was voor een nieuw begin ,een ander land, andere vissen en dat het Portugal werd, dat is eigenlijk toeval of toch niet helemaal, misschien was het een boek, een opmerking van iemand. Hoe dan ook Doarmer’s besluit staat vast, het is Portugal en morgen vertrekt hij. De webloglezers zullen regelmatig op de hoogte gehouden worden van zijn belevenissen, mochten die er zijn, want dat is altijd afwachten.

donderdag, februari 01, 2007

As flearmûzen

Taal schept orde in de chaos van het ons omringende doordat ze een model ontwerpt voor een beheersbare en beheerste catalogus. Zo schuift de taal de eigen regels en wetmatigheden als een matrijs over de ervaring en de ervaren werkelijkheid heen. En wat individueel was en door zijn individualiteit onmededeelbaar, wordt geontindividualiseerd, wordt voorwerp. Daarbij verliest het weliswaar aan waarde, zoals een duizendmaal gekopieerde sculptuur, maar het vernieuwt zich in een ander, een kenbaar verband doordat het uitwisselbaar is. Blijft er bij dit alles nog een band met de feitelijke omgeving, het jachtgebied van de panter, het gezichtsveld van de hinde? Ja, want al vallen de werkelijkheid en het concreet waarneembare niet samen, wij hangen toch als vleermuizen aan de zoldering van het tastbare, al was het alleen maar omdat je met woorden je maag niet vult. Ondanks onze voortdurend metaforisering van het waargenomene door het taalgebruik heen, keren we via de taal terug naar het aardse. Ook daartoe biedt de taal de mogelijkheid, omdat de abstractie de koe geïndividualiseerd kan worden in die ene koe daar bij het hek.

F. Droste: Denken en Spreken

De taal is geen individueel verschijnsel, maar iets van de groep. De groepsleden kunnen elkaar daardoor iets mededelen, tegelijkertijd zegt Droste verliest de taal hierdoor aan waarde, want de woorden die wij gebruiken hebben voor ieder ook een individuele onmededeelbare lading. Deze discussie vindt men ook terug bij bepaalde taalfilosofen, moet men gebruik maken van “de gewone taal” en kan men in feite wel iets mededelen met behulp van de taal?

Siz it mei in fûgel


Hy sil harkje Hij zal luisteren

An âuont in an morgan in an mitdon dage tellon sal ic in kundon,in he gehôron sal.

’s Avonds en ’s morgens en ’s middags zal ik vertellen en verkondigen, en hij zal luisteren.

Deze zin komt uit de 'Wachtendonkse Psalmen' (ca. 900), de taal is Oud-Oostnederfrankisch. Oud-Westnederfrankisch wordt als voorloper van het Nederlands beschouwd, dus eigenlijk is het meer Oud-Limburgs. Uit het Oud-Westnederfrankisch hebben zich het Hollands, Vlaams en Brabants ontwikkeld.