Ik
wil ook nog een verhaal van vroeger vertellen, een anekdote, en ik zeg heel
eerlijk, het verhaal is in de loop der jaren wel wat veranderd en er zijn
elementen toegevoegd, maar, dames en heren, de kern bevat waarheid. Jongere
collega’s zullen dat niet weten, zij krijgen hun salaris elke maand
overgemaakt, maar vroeger werd men in het onderw. per week betaald, cash in een
loonzakje. En als ik over salaris spreek, begrijpt natuurlijk iedereen, die in
het onderw. werkzaam is, dat dit beeldspraak is. Maar goed, vroeger was het een
vast ritueel. Op de vrijdagmiddag verzamelden de onderw.gevenden zich in de
gymzaal in een lange rij om hun loonzakje in ontvangst te nemen. Vooraan op het
podium zat de directie en voor hen lagen de loonzakjes. Twee stevig gebouwde conciërges,
gewapend met knuppels, zorgden voor orde, zodat niemand het waagde voor te
dringen of bijvoorbeeld na het openen van het zakje een kreet van vertwijfeling
te slaken. Goed, ik stond daar in de rij achter C. en wij keken begerig naar de
uitgestalde loonzakjes en wat bleek tussen al die kleine zakjes lag een veel
grotere zak en daar stond met grote letters op “salaris van C.”. “Eindelijk
krijg ik, wat ik verdien “zei C. tegen mij. “Ja”, zei ik, ”en ik hoop niet, dat
ze dat bij mij ook toepassen, want ik moet toch ergens van leven”. Ok, de rij
schoot heel langzaam op en eindelijk was C. aan de beurt en wat bleek, nadat ze
de grote zak had geopend, haar salaris zat erin, uitbetaald in munten van één
cent, die had men over gehad. Nou, ik kom uit de hoofdplaats, ik wist het, dat
moet je nooit doen bij iemand uit N./Z. De conciërges met de knuppels stonden
machteloos, de directie probeerde nog via het raam te ontsnappen, tevergeefs.
De Notterse was ontketend. Wat er toen allemaal gebeurde is een ander verhaal
en dat is zeker nu niet op zijn plaats, maar sinds die dag heb ik veel respect
voor C.