Etappe Zuidlaren –Rolde (15 oktober 2005)
Of: De bloem van het Balloërveld
De zomer leek nog één keer de laatste krachten te geven toen de groep over het Balloërveld trok. Warme zonnestralen gaven de heide een haast bedwelmend aanzien. Zelfs de wind voelde lauw aan op deze oktoberdag. De groep bewoog zich dan ook loom en langzaam over de smalle zandpaadjes, genietend van de stilte en de eindeloze paarse verten, onderbroken door een enkele eenzame boom. Aangekomen bij een heidevennetje stopte men even en Inge streelde met haar handen voorzichtig over het wateroppervlak en het dankbare diepblauwe water weerkaatste in haar ogen en terwijl ze haar korenblonde haren zachtjes schudde, begon ze een droevig lied te zingen. Ineens stopte ze en zei met ontroerde stem” Kijk, het lijkt wel of er een rode roos onder het water groeit ” We keken allemaal en inderdaad, daar midden op het Balloërveld op een zonnige oktoberdag zagen we onder het water een wonderschone rode bloem. Inge trok een lint uit het haar, knoopte er een lus in en probeerde daarmee de bloem te vangen, maar op het moment dat ze dit deed, kwam er een rimpeling in het water en de bloem was verdwenen. Teleurgesteld keek zij ons aan met haar prachtige blauwe ogen. Hoe was dit mogelijk? “ Dit doet mij denken aan een verhaal, dat ik eens in Oostenrijk heb gehoord”, zei Louise en ze begon te vertellen.
Vele jaren geleden leefde er in Oostenrijk, in Karinthië, een jonge man, Sepp genaamd. Hij hield van de natuur en was een goede klimmer. Elke dag was hij in de bergen te vinden en hij kwam op plaatsen, waar niemand zich waagde. Zijn meest geliefde plek echter was een hoge rotspunt bij een waterval, want op deze plek groeide het laatste edelweissplantje van heel Karinthië. Urenlang en soms zelfs dagenlang lag Sepp op zijn buik voor dit plantje en keek bewonderend naar deze bloem met de blaadjes van zijde. Anderen konden het plantje wel vanuit de verte zien, maar niemand, behalve Sepp, durfde deze rots te beklimmen. Nu wilde het geval, dat even buiten Sepp’s dorp een vrouw woonde, waar iedereen eigenlijk een beetje bang voor was. Haar hart was namelijk koud als ijs en het enige, wat voor haar belangrijk leek, was het verzamelen van spullen. Ze stapte zomaar op de dorpsbewoners af en zei dan“ Mag ik dat hebben, dat wil ik graag”. Vaak gaven ze haar iets, al was het maar een steen of een aardappel om van haar af te zijn. En soms hielp dat en dan sleepte ze die dingen mee naar haar huisje, maar niemand begreep, wat ze er nu eigenlijk mee wilde. Dat wist ze zelf ook niet, het ging haar om het hebben, want zoals ik al zei, haar hart was koud als ijs. Meestal droeg ze een eigenaardige broek, met grote zakken, waar veel in kon. “ Zo’n vrouw ken ik ook “ zei Marjan. “ Stil”, zei Louise, “ Ik wil mijn verhaal afmaken”.
Op een dag nu liep Sepp, op weg naar de bergen langs het huisje van deze vrouw en toen hij haar zag met haar spulletjes en haar eigenaardige broek, werd hij door de pijl van Amor getroffen, hij smolt bijna letterlijk weg. De vrouw had dit meteen door en greep haar kans, want zoals ik al zei, haar hart was van ijs. “ Lieve jongen” zei ze “ ik wil heel graag iets hebben en als jij mij dat geeft, mag jij mij kussen”. Dat wilde Sepp natuurlijk maar al te graag en hij riep “ Desnoods sleep ik voor elke kus een rotsblok naar je huis”. “ Geen rotsblok, malle jongen”, sprak de vrouw met het hart van ijs “ Ik wil het laatste edelweissplantje van Karinthië en dat ga jij voor mij plukken”. Even was Sepp stil en heel diep in zijn onderbewustzijn was een stem, die zei, dit mag niet, dit is slecht, maar het duurde slechts even en toen rende de verliefde dwaas weg om zo snel mogelijk het edelweiss te plukken. Zelfs boven op de rots kwam de verblinde jongeman niet tot inkeer en hij rukte het laatste edelweiss van Karinthië los en op dat moment verduisterde heel even de hemel, zo groot was de zonde. Sepp rende terug en bezweet en verhit stond hij voor de vrouw, het plantje in zijn knuist. Deze greep het onteerde plantje en zei met een koel lachje tegen de verliefde jongeman .“ Jou heb ik niet meer nodig, ga weg” . Op dat moment realiseerde Sepp zich wat hij gedaan had en hij wist, dat zijn leven geen zin meer had. Met hangende schouders liep hij terug naar de waterval, beklom de rotspunt en stortte zich naar beneden. Terwijl hij viel, waren zijn laatste woorden “ Vergeef mij, ik deed het uit liefde”. En God vergaf hem, niet helemaal natuurlijk ,maar wel een beetje, want sinds die tijd zien bezoekers, die onderaan de waterval staan op sommige dagen en bij bepaald weer in het water een edelweissplantje.
“ Hoe is het met die vrouw met het hart van ijs afgelopen?” zei Marjan . “ Zoals het altijd met zulke vrouwen afloopt”, sprak Louise “ ze heeft later een man ontmoet, die een winkel in kantoorbenodigdheden had en nu verkoopt ze paperclips”
Iedereen had na dit verhaal tranen in de ogen, wat bij Inge tot gevolg had, dat het blauw nog hemelser werd. Schoonheid en verdriet zijn nu eenmaal onafscheidelijk.
Doarmer
Of: De bloem van het Balloërveld
De zomer leek nog één keer de laatste krachten te geven toen de groep over het Balloërveld trok. Warme zonnestralen gaven de heide een haast bedwelmend aanzien. Zelfs de wind voelde lauw aan op deze oktoberdag. De groep bewoog zich dan ook loom en langzaam over de smalle zandpaadjes, genietend van de stilte en de eindeloze paarse verten, onderbroken door een enkele eenzame boom. Aangekomen bij een heidevennetje stopte men even en Inge streelde met haar handen voorzichtig over het wateroppervlak en het dankbare diepblauwe water weerkaatste in haar ogen en terwijl ze haar korenblonde haren zachtjes schudde, begon ze een droevig lied te zingen. Ineens stopte ze en zei met ontroerde stem” Kijk, het lijkt wel of er een rode roos onder het water groeit ” We keken allemaal en inderdaad, daar midden op het Balloërveld op een zonnige oktoberdag zagen we onder het water een wonderschone rode bloem. Inge trok een lint uit het haar, knoopte er een lus in en probeerde daarmee de bloem te vangen, maar op het moment dat ze dit deed, kwam er een rimpeling in het water en de bloem was verdwenen. Teleurgesteld keek zij ons aan met haar prachtige blauwe ogen. Hoe was dit mogelijk? “ Dit doet mij denken aan een verhaal, dat ik eens in Oostenrijk heb gehoord”, zei Louise en ze begon te vertellen.
Vele jaren geleden leefde er in Oostenrijk, in Karinthië, een jonge man, Sepp genaamd. Hij hield van de natuur en was een goede klimmer. Elke dag was hij in de bergen te vinden en hij kwam op plaatsen, waar niemand zich waagde. Zijn meest geliefde plek echter was een hoge rotspunt bij een waterval, want op deze plek groeide het laatste edelweissplantje van heel Karinthië. Urenlang en soms zelfs dagenlang lag Sepp op zijn buik voor dit plantje en keek bewonderend naar deze bloem met de blaadjes van zijde. Anderen konden het plantje wel vanuit de verte zien, maar niemand, behalve Sepp, durfde deze rots te beklimmen. Nu wilde het geval, dat even buiten Sepp’s dorp een vrouw woonde, waar iedereen eigenlijk een beetje bang voor was. Haar hart was namelijk koud als ijs en het enige, wat voor haar belangrijk leek, was het verzamelen van spullen. Ze stapte zomaar op de dorpsbewoners af en zei dan“ Mag ik dat hebben, dat wil ik graag”. Vaak gaven ze haar iets, al was het maar een steen of een aardappel om van haar af te zijn. En soms hielp dat en dan sleepte ze die dingen mee naar haar huisje, maar niemand begreep, wat ze er nu eigenlijk mee wilde. Dat wist ze zelf ook niet, het ging haar om het hebben, want zoals ik al zei, haar hart was koud als ijs. Meestal droeg ze een eigenaardige broek, met grote zakken, waar veel in kon. “ Zo’n vrouw ken ik ook “ zei Marjan. “ Stil”, zei Louise, “ Ik wil mijn verhaal afmaken”.
Op een dag nu liep Sepp, op weg naar de bergen langs het huisje van deze vrouw en toen hij haar zag met haar spulletjes en haar eigenaardige broek, werd hij door de pijl van Amor getroffen, hij smolt bijna letterlijk weg. De vrouw had dit meteen door en greep haar kans, want zoals ik al zei, haar hart was van ijs. “ Lieve jongen” zei ze “ ik wil heel graag iets hebben en als jij mij dat geeft, mag jij mij kussen”. Dat wilde Sepp natuurlijk maar al te graag en hij riep “ Desnoods sleep ik voor elke kus een rotsblok naar je huis”. “ Geen rotsblok, malle jongen”, sprak de vrouw met het hart van ijs “ Ik wil het laatste edelweissplantje van Karinthië en dat ga jij voor mij plukken”. Even was Sepp stil en heel diep in zijn onderbewustzijn was een stem, die zei, dit mag niet, dit is slecht, maar het duurde slechts even en toen rende de verliefde dwaas weg om zo snel mogelijk het edelweiss te plukken. Zelfs boven op de rots kwam de verblinde jongeman niet tot inkeer en hij rukte het laatste edelweiss van Karinthië los en op dat moment verduisterde heel even de hemel, zo groot was de zonde. Sepp rende terug en bezweet en verhit stond hij voor de vrouw, het plantje in zijn knuist. Deze greep het onteerde plantje en zei met een koel lachje tegen de verliefde jongeman .“ Jou heb ik niet meer nodig, ga weg” . Op dat moment realiseerde Sepp zich wat hij gedaan had en hij wist, dat zijn leven geen zin meer had. Met hangende schouders liep hij terug naar de waterval, beklom de rotspunt en stortte zich naar beneden. Terwijl hij viel, waren zijn laatste woorden “ Vergeef mij, ik deed het uit liefde”. En God vergaf hem, niet helemaal natuurlijk ,maar wel een beetje, want sinds die tijd zien bezoekers, die onderaan de waterval staan op sommige dagen en bij bepaald weer in het water een edelweissplantje.
“ Hoe is het met die vrouw met het hart van ijs afgelopen?” zei Marjan . “ Zoals het altijd met zulke vrouwen afloopt”, sprak Louise “ ze heeft later een man ontmoet, die een winkel in kantoorbenodigdheden had en nu verkoopt ze paperclips”
Iedereen had na dit verhaal tranen in de ogen, wat bij Inge tot gevolg had, dat het blauw nog hemelser werd. Schoonheid en verdriet zijn nu eenmaal onafscheidelijk.
Doarmer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten