vrijdag, februari 17, 2006

De Stabij

De Stabijhoun is een eeuwenoud ras dat zijn oorsprong vindt in het Friese woudengebied. Vroeger werd de hond vooral als jachthond, mollenvanger en erfhond gebruikt.

opvoeding
De Stabij is een gevoelige en enigszins eigenwijze hond die met zachte hand opgevoed moet worden.

Hoe vaak moet je een Stabij uitlaten?
Stabijen zijn honden die veel beweging nodig hebben en ook regelmatig (bij voorkeur iedere dag) los moeten lopen. Een volwassen Stabij moet minstens drie keer per dag uitgelaten worden. Een of twee lange wandelingen (45 min. tot anderhalf uur) zijn noodzakelijk. Puppies moeten veel vaker uitgelaten worden (8-12 keer per dag) tot ze zindelijk zijn. Jonge honden mogen nog niet zo lang lopen. Jonge pups (6-9 weken) mogen niet langer dan 5 tot 10 minuten achter elkaar wandelen en spelen.

Je leest vaak dat Stabijen eigenzinnig zijn. Wat betekent dat?
In de praktijk betekent het eigenzinnige karakter van de Stabij dat de hond soms niet goed luistert; met name buiten willen Stabijen nog wel eens hun eigen gang gaan en niet (zo snel) op het commando 'Hier' reageren. Overigens hebben niet alle Stabijen zo'n eigenzinnig karakter. De meeste laten zich prima trainen en zijn graag gehoorzaam.

7 opmerkingen:

Anoniem zei

zo'n stabij heeft toch ook wel iets van een krijger dacht ik?

Anoniem zei

Lieve eenzame vrouw, de stabij is een Fries.

Anoniem zei

hoe kon ik dat nu toch vergeten!!!

Anoniem zei

't Ljurkje , de eintsjes, de moskjes ,de sweltjes, de ea'barren, de ljipkes, de protters,de hynders,de skiepkes, de kij, de guoskes , de foltsjes en sels de skries binne in Fries

Anoniem zei

moet ik nu eerst een cursus fries gaan volgen?

Anoniem zei

Les 1:
ljurk= leeuwerik
ein = eend
mosk = mus
sweltsje= zwaluw
earrebarre = ooievaar
ljip =kieviet
protter=spreeuw
hynder =paard
skiep =schapen
kij = koeien
guoskes =ganzen
foltsje =veulen
skries= grutto

Anoniem zei

les2:
Wat bistû leaflik, rizende simmermoarn!
Wat bistû leaflik, rizende simmermoarn!
’t Opgeande sintsje laket my oan.
’t Hoantsje kraait kûkelû, ’t douke ropt rûkûkû,
Ik wol ek sjonge fleurich fan toan.

Alles wat libbet docht der nou sines bij,
Fôltsjes en kealtsjes, hynders en kij.
Guoskes dy’t snetterje, skiepkes dy’t bletterje,
Lamkes dy’t springe, nuvere blij.

’t Ljurkje yn’e wolken, d’eintsjes yn’t lizich wiet,
Moskjes en sweltsjes, elts sjongt syn liet.
Earbarren klapperje, ljipkes wjukwapperje,
Skries op’e hikke ropt grito-griet.

’k Woe foar gjin gûne dat’k jit te sliepen lei,
’t Is my sa noflik ier op’e dei.
Protters dy’t tsjotterje, eksters dy’t skatterje:
Alles is fleurich, ik bin it mei!

Vertaling:
Wat ben jij liefelijk, rijzende zomermorgen!
't Opkomend zonnetje lacht mij toe.
't Haantje kraait kukelu, 't duifje roept rukuku,
Ik wil ook zingen vrolijk van toon

Alles wat leeft draagt het zijne er toe bij,
Veulentjes en kalfjes, paarden en koeien.
Gansjes die snateren, schaapjes die aanhoudend blaten,
Lammetjes die springen, buitengewoon blij.

't Leeuwerikje in de wolken, d'eendjes in 't lissennat,
Musjes en zwaluwtjes, elk zingt zijn lied.
Ooievaren klepperen, kievitjes vliegen kantelend door de lucht,
Grutto op het hek roept grito-griet.

'k Zou voor geen goud willen dat ik nog lag te slapen,
't Is mij zo aangenaam vroeg op de morgen.
Spreeuwen die kwinkeleren, eksters die schateren:
Alles is vrolijk, ik ben het ook!