Maar dan rijst de vraag: hoe kan God dan vooraf weet hebben van iets toekomstigs, waarvan niet zeker is dat het plaats zal vinden.? Want als de inhoud van zijn oordeel is: dit gebeurt onvermijdelijk , en de term “dit” heeft betrekking op iets wat ook niet kan gebeuren, dan is dat oordeel onwaar, en dat is in het geval van God een volstrekt ongepaste veronderstelling, die men niet alleen niet mag koesteren, maar eigenlijk niet eens mag uitspreken. Een andere mogelijkheid is dat hij vaststelt dat toekomstige gebeurtenissen zo zullen plaatsvinden áls ze plaatsvinden, dat wil zeggen dat hij inziet dat ze evengoed wel als niet kunnen intreden. Maar dan vraagt men zich toch af wat dat dan nog voor een voorkennis is, die alleen maar betrekking heeft op iets wat in geen enkel opzicht zeker is of vaststaat. Wat is met name dan nog het verschil met die belachelijke profetie van Tiresias: “ Wat ik ook zal zeggen, het zal of wel of niet gebeuren”? En waarin onderscheidt de goddelijke voorzienigheid zich dan nog van menselijk gissen als zij, evenals de mensen, over een gebeurtenis waarvan het intreden ongewis is alleen maar het oordeel kan uitspreken: “ Het is ongewis”. Als daarentegen bij die zekerste bron van alle dingen geen plaats is voor ook maar enige onzekerheid, dan staat het intreden van die gebeurtenissen waarvan hij vast en zeker vooraf weet dat ze zullen intreden, vast. Maar dan schiet er ook geen enkele vrijheid over voor ’s mensen willen en handelen, want de goddelijke geest, alles feilloos voorziend, snoert ze in en legt ze op één toedracht vast.
Boethius(ca. 480 - 525) : De vertroosting van de filosofie
2 opmerkingen:
Verbeter jezelf door de geschriften van anderen te lezen en je krijgt gemakkelijk waar anderen hard voor hebben gewerkt. (Sokrates)
Zeer geleerde Dr.Oetker, de oplossing die Boethius aandraagt voor dit dilemma is ook " nijsgjirrich", want hij constateert, dat het eigenlijk geen zin zin heeft van "goed" en "kwaad" te spreken, als er geen vrije wil is en de toekomst eigenlijk vastligt. De "voorkennis" van God verklaart hij uit het feit dat Gods toestand er een is van een eeuwig heden (schon wieder!). De zogenaamde tegenspraak tussen "vrije wil" en " de toekomst die vastligt" ervaren wij mensen , omdat wij onderworpen zijn aan de tijd.
Een reactie posten