vrijdag, april 07, 2006

Petear mei jinsels

Nu is het zo met ons mensen gesteld dat wij op gezette tijden en onder de indruk van uiteenlopende omstandigheden gesprekken voeren met onszelf, in onszelf. Het schrijven van een Friestalig gedicht op dat ogenblik stond voor mij min of meer gelijk met het voeren van een zelfgesprek. Dat zich dit onhoorbaar gesprek in het Fries voltrok, was een voor mij merkwaardige en weldadige bevinding. Ik was op een leeftijd gekomen waarop ik mij mijn kinderjaren in al pregnanter beelden herinnerde; in mij ontstond daarmee tevens de resonans van woorden, de klanken van het Woudfries die ik uit de mond van mijn geliefde beppe Willemke had gehoord, die ik zelf had gesproken en nog sprak. Ik bleef in de eigenaardige betovering van mijn Friese verleden gedichten schrijven. In 1975 verloor ik mijn vrouw, mijn jeugdliefde Aafje. Ik legde haar dood en nagedachtenis vast in Friese gedichten. Zelfanalyse, gewild en ongewild, maakte mij duidelijk dat deze Friese poëzie een nieuw psychisch compartiment van mijn innerlijk betekende: mijn gevoelsleven zocht zijn uitdrukking in de taal van mijn vroege jeugd.

Hie ik in beam west
Dan hie ik stean wollen
Oan ien fan dy lytse tsjerkhôven
Omheind efter mânske liguster.
Dêr komme hja dan sneintemiddeis
Om nei de sarken te sjen,
Wat wylde gerzen wei te roppen
Of moas fan in namme te skrabjen.
Ik woe harren wat tanúnderje
Sûnder dat se it fernamen,
En ien dy’t it langst bleau
Ienlik, ûnferweechlik op har bank,
Dimmen beskaadzje.
Als ik een boom was geweest
Dan had ik willen staan
Bij een van die kleine kerkhoven
Omperkt door zware liguster.
Daar komen ze dan op zondagmiddag
Voor een blik op de zerken,
Om wat wild gras weg te wieden
En mos van een naam te krabben.
Ik zou hun iets willen toeneuriën
Zonder dat ze het bemerkten,
En ik omgaf een die het langst bleef
Eenzaam, roerloos op haar bank,
Met ingetogen schaduw.


Theun de Vries

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Doarmer,ik soe ek wol in skaadzjende beam wêze wolle, mar net op in tsjerkhôf, leaver op in hiem.

Anoniem zei

Afgelopen woensdag op de begraafplaats Sint Barbara, stilstaand,kijkend door de lange bomenlaan werd ik omgeven 'door een ingetogen schaduw'.
De zon scheen. Het geluid van een roofvogel. Een valk? Ik zag hem niet. Jet had haar laatste rustplaats gevonden.
Zo ik niet.

Anoniem zei

En voor altijd is dit mij bijgebleven:
Hoe zeer veel stiller dood dan slapen is;
Dat het een daaglijks wonder is,
te leven,
En elk ontwaken een herrijzenis.

(J.C.Bloem)