zondag, juni 04, 2006

Striidberens

Na zo gesproken te hebben gaf hij zijn zoon aan zijn lieve
vrouw in de armen; zij drukte het kind aan haar geurige boezem,
lachend onder haar tranen. Dat ziende, door meelij bewogen,
streelde hij zacht haar gezicht en sprak zich uit met deze woorden:
“Kom, arm kind, laat je droefheid om mij niet de overhand krijgen.
Niemand zendt me, in strijd met mijn lot, naar de woning van Hades.
Want geen mens – van geringe zo min als van edele afkomst -
kan aan het noodlot ontkomen dat bij zijn geboorte beschikt is.
Maar ga jij nu naar huis om je eigen werk te verrichten,
weven en spinnen, en geef aan de dienaressen de opdracht
zich aan het werk te begeven. De oorlog is ’t werk van de mannen,
allen – ikzelf allereerst – die in Troje het levenslicht zagen.”
Zo nu sprak Hektor, de stralende held, en zette zijn helm op
met de van manen vervaardigde helmbos; zijn vrouw ging naar huis toe,
telkens nog omziend, terwijl zij een stroom van tranen liet vloeien.

Uit : De Ilias

Geen opmerkingen: