Twintig willekeurige Amsterdammers in een spoorwegcoupe blijven twintig individuen, tot ze gaan spreken. In hun accent, hun thematiek en hun onprovinciale beeldspraak herkennen ze elkaar. Door hun jargon overbruggen ze de afstand die er in eerste instantie was. Honden doen dat snuffelend, mensen verbaal. Zo kan men zich ook op de meest definitieve wijze afscheiden van een groep door te zwijgen of, omgekeerd, door doodgezwegen te worden. Vanuit die gezichtshoek is zwijgen, evenals verzwijgen een negatieve handeling. Waar de groep kan en mag spreken, is zwijgen de negatie van verbondenheid…….. Wij spreken niet, we worden gesproken heeft Heidegger gezegd, hetgeen niets minder betekent dan dat wij niet de taal maken maar dat de taal ons maakt tot wat we zijn. Met de nodige variaties kunnen wij een dergelijke visie evenzeer terugvinden bij Descartes en bij Kant….. Juist die taal, het universele muntstelsel waarmee wij elkaar betalen, bepaalt waar de grenzen van ideeën, concepten en gewoontes liggen, omdat die taal het enige concrete is te midden van zoveel vormen van abstractie….. Pas als moment van taal wordt de notie uitgetild boven de strikt individuele ervaring, wordt ze bezit van de groep en wordt ze kenmerkend voor die groep.
F.Droste
F.Droste
2 opmerkingen:
Ik ben altijd al voor zo'n snuffelstage zonder spreken geweest. Maar zijn ze na het snuffelen klaar om de maatschappij ingeschopt te worden?
Zonder meer, een groot deel van ons maatschappelijk leven bestaat uit het elkaar verbaal besnuffelen.
Een reactie posten