Ik weet niet of ik u moet bezighouden met de eerste meditaties die ik er hield; want deze zijn zo abstract en zo ongewoon dat ze wellicht niet naar ieders smaak zullen zijn. Als men evenwel wil kunnen oordelen of mijn fundamenten voldoende stevig zijn, dan ben ik eigenlijk wel gedwongen er iets over te zeggen. Ik had allang opgemerkt dat men, als het om handelen gaat, zich vaak moet houden aan meningen waarvan men weet dat ze onzeker zijn, hoewel men moet doen alsof ze onbetwijfelbaar zijn, zoals hierboven gezegd is, maar omdat ik mij uitsluitend wilde wijden aan het onderzoek van de waarheid, meende ik nu dat ik het tegenovergestelde moest doen en al datgene waarvan ik mij kon voorstellen dat ik eraan zou twijfelen als absoluut onwaar moest verwerpen, teneinde na te gaan of er daarna nog iets zou overblijven waarvan ik mocht geloven dat het volledig onbetwijfelbaar is. Zo besloot ik dat, gegeven het feit dat onze zintuigen ons soms bedriegen, ik moest vooronderstellen dat niets is zoals het ons door de zintuigen wordt voorgespiegeld…… En ten slotte, overwegend dat we alle gedachten, die we hebben als we wakker zijn, ook kunnen hebben wanneer we slapen ( terwijl er dan in werkelijkheid geen een bij is die waar kan zijn), nam ik het besluit om te doen alsof alles wat mij ooit voor de geest was gekomen, niet meer waarheid bevat dan een bedrieglijke droom. Maar onmiddellijk daarop besefte ik dat, terwijl ik aldus wilde menen dat alles onwaar is, het noodzakelijk was dat ik, die dat dacht, iets ben.
Descartes – Discours de la méthode (1637)
Descartes – Discours de la méthode (1637)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten