dinsdag, maart 06, 2007

In twapetear Een tweegesprek

God:
Jij bent mijn hoofdkussen, mijn lieflijk bed, mijn heimelijkste rust, mijn hoogste eer. Jij bent een lust voor mijn goddelijkheid, een troost voor mijn menselijkheid, een beek voor mijn dorst.
De ziel:
O Heer min mij geweldig en heb mij vaak en lang lief, hoe vaker Gij mij liefhebt, des te reiner word ik; hoe geweldiger Gij mij liefhebt, des te mooier word ik; hoe langer Gij mij liefhebt, des te heiliger word ik.
God:
Dat ik je vaak liefheb, dat komt voort uit mijn natuur, want ikzelf ben de liefde. Dat ik je heftig liefheb dat komt voort uit mijn begeerte, want ook ik begeer dat men mij heftig liefheeft. Dat ik je lang liefheb, dat komt voort uit mijn eeuwigheid, want ik ben zonder einde.

Mechtild van Maagdenburg (1207-1282):Het vloeiend licht der godheid.

1 opmerking:

Anoniem zei

In het Nieuwhoogduits:
Du bist mein Lagerkissen,
Mein Minnebett,
Meine heimlichste Ruhe,
Meine tiefste Sehnsucht,
Meine höchste Herrlichkeit.
Du bist eine Lust meiner Gottheit,
Ein Trost meiner Menschheit,
Ein Bach meiner Hitze.