Wie zou er al naar werkelijke onsterfelijkheid verlangen? Wie zou er tot in alle eeuwigheid willen leven? Hoe saai en oninteressant zou het zijn te weten: wat vandaag, deze maand, deze jaren gebeurt, is van geen belang, er komen nog oneindig vele dagen, maanden, jaren. Oneindig vele, letterlijk. Zou er, als dat zo zou zijn, nog iets kunnen bestaan dat enige betekenis heeft? We zouden geen rekening meer hoeven houden met de tijd, we kunnen niets mislopen, we hoeven ons niet te haasten. Het maakt niets uit of we iets vandaag doen of morgen, dat is van geen enkel belang. We kunnen miljoenen keren iets verzuimen en in het licht der eeuwigheid zou het niets zijn en het zou geen zin hebben ergens spijt van te hebben, want er rest altijd tijd genoeg om het goed te maken. We kunnen zelfs niet van de hand in de tand leven want het geluk dat daaruit voortvloeit berust op het bewustzijn van de verstrijkende tijd. De klaploper is immers een avonturier in het aangezicht van de dood, een kruisridder tegen het dictaat van de haast. Als er altijd en overal tijd voor alles en iedereen is: waar is dan nog ruimte voor het plezier van het tijdverspillen?
Uit: De nachttrein naar Lissabon
1 opmerking:
Doarmer blijft toch liever een eendagsvlieg
Een reactie posten