Niet alleen de rupsen hebben een verbeten strijd met het Belgische leger gevoerd. Tijdens de veldtocht tegen de Belgen in 1831 hebben ook de Friezen deze ervaring gehad. Hieronder volgt een verslag:
Na aan beide zijden met wisselend succes te hebben gestreden brengt kolonel Stoecker de volledige Nederlandse 1e brigade in de strijd. Daarbij zet een bataljon Friese schutters onder
donderende"hoera's"een onstuimige tegenaanval in. Er ontstaat al spoedig een gevecht van man tegen man waarbij de Friezen hun jachtmessen gebruiken. Zij klagen er namelijk over dat de kolven van hun geweren te licht zijn om daarmee de Belgische koppen te verpletteren. De verliezen aan beide zijden zijn hoog. De Nederlandse verliezen waren 89 doden en gewonden. Onder de Belgen worden de Friese schutters gevreesd: "zij hebben geen politesse, zij slaan met kolven en steken met messe". De verliezen van de 5e compagnie van kapitein Hendrik Gerrit Cannegieter waren 3 man en 9 gewonden. De volgende dag worden de lijken gevonden van een Friese schutter en zijn Belgische tegenstander. Zwaar gewond hadden zij nog kans gezien elkaar te wurgen.
Na aan beide zijden met wisselend succes te hebben gestreden brengt kolonel Stoecker de volledige Nederlandse 1e brigade in de strijd. Daarbij zet een bataljon Friese schutters onder
donderende"hoera's"een onstuimige tegenaanval in. Er ontstaat al spoedig een gevecht van man tegen man waarbij de Friezen hun jachtmessen gebruiken. Zij klagen er namelijk over dat de kolven van hun geweren te licht zijn om daarmee de Belgische koppen te verpletteren. De verliezen aan beide zijden zijn hoog. De Nederlandse verliezen waren 89 doden en gewonden. Onder de Belgen worden de Friese schutters gevreesd: "zij hebben geen politesse, zij slaan met kolven en steken met messe". De verliezen van de 5e compagnie van kapitein Hendrik Gerrit Cannegieter waren 3 man en 9 gewonden. De volgende dag worden de lijken gevonden van een Friese schutter en zijn Belgische tegenstander. Zwaar gewond hadden zij nog kans gezien elkaar te wurgen.
3 opmerkingen:
Cannegieter was vroeger mijn huisarts. Ik vond hem gehaast en arrogant tegenover zijn patienten.
Hij wist de diagnose als geen ander zo snel vast te stellen: "Hartstilstand", nav de dood van een dierbare terwijl je zelf nog over iets anders liep na te denken.
Nu ik weet dat zijn Friese voorvaderen in koele bloede tegen de katholieke Belgen hebben gevochten begrijp ik zijn houding als huisarts in ons katholieke stadje.
Myn (F.) Herder is myn redder.
Dr. Oetker, dat is de geloofsbelijdenis van de Wâldsjers.
Hieronder nog een citaat uit een brief van een aantal Friese officieren tijdens de tiendaagse veldtocht, die wat problemen met hun commandant hadden, tja Friezen en gezag, dat blijft behelpen, maar zij geven wel een oplossing hoe het wel kan:
De aard der Friezen is oprecht en ongeveinsd, gewillig volgen zij dengenen, met genoegen luisteren zij naar hèm, die hen met zachtheid en bescheidenheid den weg wijst, hun hunne fouten met zachtmoedigheid onder het oog brengt en hun de middelen aantoont om die te verbeteren, hen in die verbetering aanmoedigt en opbeurt. Doch der Friezen aard is tegelijk fier en op den minsten zweem van ongelijk of minachting, ligt in toorn ontstoken. De beste raadgevingen, maar op eenen norschen, bedilzieken toon voorgesteld, missen bij hen zeker het doel en verbitteren alleen, zonder te verbeteren.
Een reactie posten