De mens, het dapperste en het meest aan leed gewende dier, wijst het lijden als zodanig niet af; hij wil het, hij zoekt het zelf op, op voorwaarde dat men hem een zin ervan aanwijst, een daarom van het lijden. De zinloosheid van het lijden, niet het lijden zelf, was de vloek die tot dusverre op de mensheid rustte, en het ascetisch ideaal reikte haar een zin aan……..Men kan op geen enkele manier voor zichzelf verbergen wat in feite wordt uitgedrukt door het willen dat door het ascetisch ideaal in een bepaalde richting is gestuurd: die haat tegen het menselijke, meer nog tegen het dierlijke, en nog meer tegen het stoffelijke, die afschuw van de zinnen, die angst voor geluk en schoonheid…… dit alles betekent, dat moeten we durven begrijpen, een wil tot het niets, een afkeer van het leven, een protest tegen de fundamenteelste premissen van het leven, maar intussen is en blijft het een wil! En, om tot slot nog te zeggen wat ik in het begin al zei: de mens wil nog liever het niets willen, dan niet te willen.
Friedrich Nietzsche : De genealogie van de moraal
Friedrich Nietzsche : De genealogie van de moraal
2 opmerkingen:
Mijn vader zei vroeger -ik was nog heel jong, 7 of 8 jaar-: "'Kan niet' ligt op het kerkhof en 'wil niet' ligt er naast", als ik geen zin had een klusje voor hem -bijvoorbeeld het wassen van de koeiestaarten- op te knappen. Ik kon me niet voorstellen dat het iets met mij te maken had wat hij bedoelde. En dacht na over Willie 8, die toch nog steeds leefde en op stal stond.
Beste Willy, interessant, dat u het wassen van de koeienstaarten noemt, een waarlijk eerzame en zinvolle bezigheid. Als Doarmer geen verkeersregelaar was geworden, dan was koeienstaartwasser voor hem een perfect beroep geweest of “sturtswylder” (sturtswylje = met de hooihark bijeenhalen, wat bij het samenbrengen van het hooi is blijven liggen). Sturtwaskje en sturtswylje dat is niet niks.
Een reactie posten