De mens ging werken zonder zingen -
geen weet waarom, geen weet voor wien.
Onschuld en schoonheid, eerstelingen,
zijn werelds vijanden sindsdien.
Hebt gij, verrukt in huiveringen,
vannacht hun eersteling gezien?
Hij sprong te voorschijn, stond, en rilde
van drift en heldere onschuld, waar
een ronde maan de sneeuw der stilte
bescheen, en plots werd ik gewaar
de rechte lange hoorn, die trilde
van schoonheid en van doodsgevaar.
Laat zo 't gedicht geboren wezen
in een besprongen " nu en hier",
wanneer - een volle droom, gerezen
boven de sneeuw van het papier -
de schrijfstift trilt van lust en vrezen,
hoorn van dat wild, onschuldig dier.
A.Roland Holst
geen weet waarom, geen weet voor wien.
Onschuld en schoonheid, eerstelingen,
zijn werelds vijanden sindsdien.
Hebt gij, verrukt in huiveringen,
vannacht hun eersteling gezien?
Hij sprong te voorschijn, stond, en rilde
van drift en heldere onschuld, waar
een ronde maan de sneeuw der stilte
bescheen, en plots werd ik gewaar
de rechte lange hoorn, die trilde
van schoonheid en van doodsgevaar.
Laat zo 't gedicht geboren wezen
in een besprongen " nu en hier",
wanneer - een volle droom, gerezen
boven de sneeuw van het papier -
de schrijfstift trilt van lust en vrezen,
hoorn van dat wild, onschuldig dier.
A.Roland Holst
Geen opmerkingen:
Een reactie posten