Rorty wijst erop dat alle centrale begrippen in eerste instantie als metaforen optreden. Zo schrijft Mary Hesse dat een wetenschappelijke herbeschrijving plaatsvindt door een nieuwe metafoor te gebruiken. De grote metaforen, aldus Rorty, zijn dan bijvoorbeeld “ substantie” bij Aristoteles, de zelfopofferende liefde bij Paulus, de zwaartekracht bij Newton en in de moderne tijd metaforen als Big Bang, DNA, Laat Kapitalisme. Geen van deze metaforen duidt een werkelijkheid aan, maar wel gaat het steeds om een nuttig instrument…… in de evolutie van de taal duiken eerst de metaforen op. Deze geven geen inzicht in werkelijkheid en zijn dan ook nooit “waar” of “onwaar”. Maar ze zijn wel bruikbaar omdat zij op den duur tot letterlijk taalgebruik worden, men denke aan een term als “zwaartekracht”. Deze vormen de bodem voor het opstellen van nieuwe metaforen, enzovoorts.
C. van Peursen
C. van Peursen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten