Als wij een tafel zien, dan gebeurt voor zover wij nu weten het volgende: tot de ruimte die wij met de tafel delen dringt elektromagnetische straling door, die de buitenste moleculen van de tafel en haar omgeving raken. Daar brengen zij een opwinding van elektronen teweeg waardoor deze op hun beurt stralingspakketjes uitzenden. Als wij de ogen open houden, wordt ons netvlies door een aantal pakketjes of lichtdeeltjes getroffen; de staafjes en kegeltjes in ons netvlies zijn gevoelig voor een beperkt spectrum van die energetische pakketjes en als hun frequenties daarbinnen vallen, dan wekt hun energie een zenuwprikkel op. Reeds in de eerste zenuwcellen achter ons netvlies worden die prikkels samengevoegd tot samenhangende structuren, die vervolgens worden doorgeleid naar de visuele delen van de hersenschors….. Steeds is frappant hoezeer wij als object zelf verantwoordelijk zijn voor het object zoals wij het waarnemen….. Waarnemen is nou eenmaal altijd en onvermijdelijk: maken.
P. Wouters
Doarmer is als bewonderaar van Berkeley en Kant een echte idealist, wij maken onze droom en blijkbaar denken de natuurwetenschappen daar momenteel ook zo over.
P. Wouters
Doarmer is als bewonderaar van Berkeley en Kant een echte idealist, wij maken onze droom en blijkbaar denken de natuurwetenschappen daar momenteel ook zo over.
3 opmerkingen:
Over het bijschrift bij de recent geplaatste foto van twee managers tijdens een MBZA-gesprek bestaat enige onduidelijkheid. Gesuggereerd wordt, dat zij de top van hun carrière nog niet bereikt hebben, omdat hun voelsprieten nog niet volledig tot ontwikkeling zouden zijn gekomen. Deze suggestie geeft aan, dat schrijver dezes, de in onschuld dolende Doarmer, nog altijd niet tot het juiste inzicht in het wezen van het fenomeen manager geraakt is. Immers, dat deze managers de top van hun carrière nog lang niet bereikt hebben, lijdt geen twijfel.
Ook de lengte van de voelsprieten speelt hierbij een rol, maar anders dan Doarmer denkt: dat het hier gaat om jonge, prille managers moge blijken uit het feit, dat zij nog beschikken over krachtige, nog niet ingedaalde voelsprieten. Het zijn kennelijk uiterst sensibele mensen, die nog openstaan voor signalen uit het veld, iets wat een man van het buitengebied als Doarmer zal bevallen. Bij de verdere ontwikkeling van een manager (vooral bij onderw. managers is dit het geval) dalen de voelsprieten steeds verder in. Deze voelsprieten vereelten als het ware. Dit vereeltingsproces zet zich bij carrièremakende managers geleidelijk en onstuitbaar voort, zodat uiteidelijk de gehele manager vereelt is. Na de fysieke vereelting volgt ook de ziel. Uiteindelijk eindigt dit proces in een totale verstening.
Zelfs voor een bevlogen herder als uw pater zijn deze zielen in dit stadium niet meer te redden. Een belangrijk theologisch twistpunt was indertijd: moet je deze zielen wel willen redden? De Heilige Vader heeft hier afwijzend over beschikt.
Jammer is wel, dat de verstening een uiteindelijke verbranding in de weg staat! Zo blijven deze figuren zelfs na hun dood problemen veroorzaken.
Waarde pater, zelden heeft Doarmer zo'n gedegen analyse van de symbiose voelspriet-manager gelezen. Hij zal proberen een afbeelding van een versteende manager te vinden. Een opmerking echter: u spreekt over de "vereelting" van de ziel, dus u gaat er vanuit, dat ze wel een ziel hebben, maar dit is natuurlijk theologisch zeer omstreden!
Inderdaad, Doarmer beroert hier een heikele kwestie. Hoewel het niet gebruikelijk is iedere leek de leer der H. Moederkerk uit te leggen, valt het mij toch zwaar een onschuldig kind als Doarmer , dat in zijn nieuwsgierigheid tot mij komt af te wijzen.
Het betreft hier een slepende zaak. Jaren geleden bereikten de H. Stoel hemelse klachten, dat men daar niets aan kon vangen met managers. Die probleemoplossers van het aardrijk waren daar zèlf een probleem en besloten was ze terug te sturen.
Om het geheel een didactisch tintje te geven had de Heere der heirscharen besloten de managers te laten reïncarneren als kwallen teneinde hun versteendheid te compenseren met een overmaat aan weekheid en zodoende een soort van evenwicht te bereiken. Bovendien zou het die managers leren! Een voor de hand liggende oplossing.
De kwal heeft geen hardheid in zich, zweeft maar ergens en is een zeer nuttig dier, al weet niemand van welk nut dan wel. Daar ook nog een ziel bij creëren ging de Schepper wat ver.
Een reactie posten