Als daarom God altijd de Heer is geweest, heeft Hij altijd een schepsel gehad dat aan zijn heerschappij onderworpen was, een schepsel dat echter niet uit Hem verwekt, maar door Hem uit het niet geschapen was en dat niet met Hem mede-eeuwig was. Hij was er immers vóór dat schepsel – ook al was Hij te gener tijd zonder dat schepsel – niet zó dat Hij eraan voorafging door een verlopende tijdspanne, maar door een blijvende eeuwigheid.
Augustinus
De kerkvader heeft het er maar moeilijk mee, alleen Hij is natuurlijk eeuwig, maar een “heer” wordt eigenlijk alleen zo genoemd als er ook een “knecht” is. Augustinus ziet de tegenspraak en zegt eerlijk dat een mens niet slim genoeg is om het te begrijpen. En zo is het ook. Er zijn dingen die moet men niet willen weten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten