dat mat ik za mar ruigt uit zisse,
da ‘stou siktaris dogter schoon
bepraat hest’ jonkje ‘k mien ’t is disse
Riemke Abels ’t schone famke,
’t gouden bekje ’t leave lamke,
wat togste Jan as ik ze ha
en oor kam dan en sjen mar ta?
In boaskrym út 1778
Dit is een gedeelte van een "huwelijksrijm" . Over dit huwelijk weet men veel, bijvoorbeeld, dat de bruidegom, een jurist, 23 jaar oud was, de bruid was 17 en het huwelijk werd in Jorwert gesloten. De schrijver was een professor aan de universiteit van Franeker. Deze en andere gegevens geven een aardig beeld van het gebruik van het Frysk in de 18e eeuw. De taal had het met name schriftelijk niet gemakkelijk. De 19e eeuwse opleving moest nog beginnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten