De wereld moe, voor vreugd te oud geworden,
Liet ik mij op den Westenwinddrift drijven
Van al wat op de aarde bloeide en dorde,
Alleen de golven eeuwge bloesems blijven.
Ten Zuiden van de Hoop- en Stormkaap
Hindert geen kust, geen klip mijn stille vaart,
Waar de albatros ook op zijn wieken slaapt,
Boven den storm, door sterren aangestaard.
De wolkenhorden, langgerekte baren
Omgorden een heelal, ledig en grauw.
De onzichtbre wind, de diepten openbaren
Mij meer geheimen dan de diepste vrouw.
J.J. Slauerhoff
Geen opmerkingen:
Een reactie posten