Kinderhersenen hebben vanuit darwinistisch overlevingsstandpunt bezien bijzonder goede redenen om hun ouders te vertrouwen en om te geloven wat andere volwassenen ( die ze van hun ouders moeten vertrouwen) hun voorhouden. Een automatisch gevolg van die regel is dat het vertrouwende kind niet kan uitmaken wat goede raad is of niet. Het kind kan niet weten “je moet niet pootjebaden in de van krokodillen vergeven rivier de Limpopo” goede raad is, maar dat “ je moet bij volle maan een geit offeren, anders blijft de regen uit” in het beste geval een verspilling van tijd en geiten is. Beide vermaningen klinken betrouwbaar. Beide komen van gerespecteerde mensen en worden uitgesproken met plechtige ernst die eerbied afdwingt en gehoorzaamheid eist. Hetzelfde gaat op voor uitspraken die de wereld en de kosmos aangaan, of de moraal of menselijke aard. En als kinderen volwassen zijn en zelf kinderen hebben, is de kans groot dat ze dat hele pakket regels – zowel de nonsens als de zinnige dingen – als vanzelfsprekend en op dezelfde indringende en ernstige manier doorgeven aan hun telgen.
R. Dawkins
Dawkins beschouwt religie als een bijproduct van een darwinistische overlevingswaarde. Hij vergelijkt het met een mot, die in de vlam van een kaars vliegt. De op zich heel nuttige eigenschap van de mot om het licht van de maan als een soort kompas te gebruiken, wordt hem bij de kaars fataal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten