De blik boort moeilijk door de ruimte henen,
En ziet niet wat zich hier en daar bevindt:
De duizend loveren van de heesters wenen
En ’t is of elke traan weer een nieuwe wint.
De zon die stralen aan het luwtje bindt,
Schept alle tranen om tot edelstenen……
En lucht en bos en berg herkrijgt zijn tint:
De damp wolkt op en ’t landschap is verschenen.
Zo schemert als de ziel op raadselen peinst,
En door de duisternis dier raadselen deinst,
Ons de gedachte waar geen licht wil schijnen.
O denkend hoofd, in uw gepeins verward!
Het schone denkbeeld wortelt in uw hart:
Voor ’t liefdelicht moet raadselmist verdwijnen!
Jacques Perk (1859 – 1881)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten