Eerst in de heldere nacht waarin de angst ons het Niets openbaart, treedt de oorspronkelijke openheid van het zijnde als zodanig aan de dag: het blijkt, dat het zijnde is – en niet Niets. Deze toevoeging “ en niet Niets” is echter geen verklaring achteraf van de manifestatie van het zijnde, maar maakt deze pas mogelijk. Het wezen van het Niets – van het Niets dat in oorsprong nietigt – ligt daarin, dat pas dit Niets de mens met het zijnde als zodanig confronteert. Slechts op grond van de oorspronkelijke geopenbaardheid van het Niets, kan de mens op het zijnde afgaan en er op ingaan. Voor zover echter de mens naar zijn wezen in een verhouding staat tot het zijnde dat hij niet is, en ook tot wat hij zelf is, komt hij, juist als zodanig, telkens reeds uit het manifeste Niets. Er-zijn wil zeggen: zich in het Niets ophouden.
Heidegger
Angst is bij Heidegger angst voor “het Niets”, dit in tegenstelling tot Furcht (= vrees). Dat heeft men voor iets concreets. Omdat in onze moderne maatschappij de “activiteit” centraal staat, spreekt hij van een “zijnsvergetelheid”. Voor een eendagsvlieg is dit natuurlijk een belangrijke boodschap.
4 opmerkingen:
Bevindt Uw Niets zich onder dat dagblad ?
Spionnetje, u bent wel erg nieuwsgierig en dat siert u. Juist door deze nieuwsgierigheid heeft de mens veel bereikt en is op plaatsen gekomen,die men niet voor mogelijk had gehouden.
Zo 'schaukel" ik nu door Het Kattegat". Niet Niets
Ja,lieve Britte Marie, de zee, "dy't jamk flammet" ( = die vaak tekeer gaat) zoals het oude volk zegt.
Een reactie posten