Het duister dat over ons bestaan ligt uitgespreid moeten wij we niet proberen te verklaren door een of ander oorspronkelijk licht, waarvan we zouden zijn afgesneden, of doordat onze gezichtskring door deze of gene hindernis werd ingeperkt, of doordat de kracht van onze geest niet tegen de grootte van haar object was opgewassen; door al deze verklaringen zou al dat duister slechts relatief zijn, zou het slechts in betrekking tot ons en ons kenvermogen bestaan. Nee, het is absoluut en oorspronkelijk: het is verklaarbaar uit de omstandigheid dat het innerlijke en oorspronkelijke wezen van de wereld geen kennis is, maar alleen wil, die geen kennis bezit. Kennis is hoe dan ook een secundair fenomeen, iets accidenteels en uiterlijks: daarom is die duisternis geen plek die toevallig in de schaduw ligt, midden in een regio van licht, maar omgekeerd: de kennis is een licht midden in de grenzeloze oorspronkelijke duisternis, waarin ze zichzelf verliest.
Arthur Schopenhauer
Zoals reeds eerder gezegd, Schopenhauer is geen “lachebekje”, de duisternis, de chaos, de strijd van ieder tegen ieder is het normale, het licht, de kennis is slechts iets toevalligs en iets tijdelijks.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten