Het volk dat er woont, wordt door degenen die in Germanië wonen ‘Friezen’ genoemd. Ze verschillen veel in kleding en zeden van de Neder-Duitsers, want alle mannen zijn in de nek gelijk geschoren en ze dragen ronde kransen. Hoe voornamer ze zijn, des te hoger wordt het haar opgeschoren. En het is een volk , sterk van leden en kracht, mooi van lichaam, wreed van gemoed en druk bezig in de velden met lansen en ijzeren geschut. Het land is vol weiden en gras en ze hebben geen hout. Daarom branden zij turf en koeienmest en uitwerpselen van ossen, die gedroogd zijn. Het is een vrij volk dat door geen heer is bedwongen. Zij wagen hun lijf zodat ze vrij zullen blijven en ze sterven liever dan dat ze zouden worden bedwongen.
De monnik Bartholomaeus Anglicus (ca. 1230)
De monnik Bartholomaeus Anglicus (ca. 1230)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten