Bij een nieuw jaar horen de zogenaamde “goede voornemens”. Voor Doarmer staat altijd op de eerste plaats, dat hij probeert wat afstand te nemen van zijn werk, wat meer aandacht te schenken aan de dingen, waar het in het leven werkelijk om gaat en elk jaar weer lukt dit niet. Hij is nu eenmaal een werkpaard. Daarnaast probeert hij er altijd voor “de ander” te zijn. De ander, in wie onszelf herkennen, zou de pastoor te H. zeggen en dan niet voor de gemakkelijke ander, mens of dier, voor wie er te zijn, eenvoudig is, de zeehond of zo, nee, de gedachten van Doarmer gaan uit naar wezens, die niet zo vanzelfsprekend op sympathie kunnen rekenen, de malariamug bij voorbeeld, die het door een groots opgezette actie in het verre G. ontzettend moeilijk zal krijgen of de leden van visitatiecommissies , die steeds door weer en wind met hun afvinkformulieren onderweg zijn in ons aller belang. Ja, er is nog veel te doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten