De menselijke geest richt zich niet naar de dingen, maar de dingen richten zich naar de menselijke geest. Zo zijn ruimte en tijd volgens Kant geen eigenschappen van de dingen, maar vormen van onze zintuiglijkheid. Je zou deze a-priorische (uit de geest voortkomende)vormen kunnen vergelijken met een gekleurde bril waarmee wij naar de dingen kijken; het verschil is dat we de vormen van tijd en ruimte niet kunnen afzetten. Alle dingen verschijnen aan ons alsof ze zich in ruimte en tijd bevinden. Ons verstand verbindt de verschijnselen aan elkaar met behulp van begrippen zoals causaliteit, maar ook hier geldt dat deze causaliteit niet in de dingen zelf zit, maar door de menselijke geest aan de verschijnselen wordt opgelegd. Achter de wereld van de verschijnselen ligt de wereld van de dingen zoals ze op zichzelf (an sich) zijn, los van onze kennis ervan. Deze noumenale wereld kunnen we volgens Kant wel denken (anders had hij daar immers ook geen dikke boeken over kunnen schrijven), maar niet kennen.
J. de Mul
J. de Mul
Geen opmerkingen:
Een reactie posten