De absurde mens wil nu juist alleen doen wat hij volkomen begrijpt. Men verzekert hem dat hij zich aan hoogmoed bezondigt, maar hij begrijpt niet wat zonde betekent; men beweert dat hem wellicht de hel wacht maar zijn verbeelding schiet tekort om zich die vreemde toestand voor te stellen. Hij zou het eeuwige leven verliezen, maar dat zegt hem niets. Men verlangt dat hij schuld bekent, maar hij voelt zich onschuldig. Eigenlijk is dat het enige wat hij voelt, zijn onverbeterlijke onschuld. Al zijn daden worden door zijn onschuld gerechtvaardigd. Zo eist hij van zichzelf uitsluitend te leven met de dingen die hij weet, zich te behelpen met de realiteit en zich in zijn denken op niets te beroepen dat niet zeker is. Dan krijgt hij te horen dat niets zeker is. Met die zekerheid heeft hij te maken: hij wil weten of het mogelijk is te leven zonder zich ergens op te beroepen.
Camus
Camus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten