Hoe buitengewoon beperkt en gebrekkig het normale menselijke intellect is en hoe weinig helder het bewustzijn, dat kan men daaraan afmeten dat er , in weerwil van de vluchtige kortstondigheid van het middenin de eindeloze tijd geworpen menselijke leven, ondanks de hachelijkheid van ons bestaan, de talloze zich overal opdringende raadselen, het intrigerende van zoveel verschijnselen en daarbij de eeuwige ontoereikendheid van het leven – ondanks dit alles, toch niet door iedereen voortdurend en onophoudelijk wordt gefilosofeerd.
Arthur Schopenhauer
Arthur Schopenhauer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten