“De grenzen van mijn taal
zijn de grenzen van mijn wereld”, zei de filosoof Wittgenstein. De taal bepaalt
ook ons wereldbeeld en soms is deze volkomen achterhaald. C.Simon geeft als
voorbeeld, dat we zeggen “de zon komt op”, terwijl we “wetenschappelijk weten”,
dat dit niet zo is. Taal is een instrument met allerlei beperkingen en fouten,
maar we hebben niet anders. Simon haalt ook een fabel aan. Deze fabel vertelt
over een schildpad, die een moeras leeft tussen kwakende kikkers, hij is
hiermee niet tevreden, hij wil hogerop. Hij weet twee goudvinken over te halen
om hem door middel van een stokje in zijn bek uit het moeras te trekken en met
hem door de lucht te vliegen. Dit lukt en hij geniet, zolang hij zijn kaken
vast op elkaar houdt en niets zegt. Helaas zien mensen hem daar met de
goudvinken vliegen en ze roepen “dit hebben we nog nooit gezien, wie zou dat
bedacht hebben! ”. De schildpad kan niet nalaten om te roepen “ik”, waarna hij
terugvalt in het moeras. Doarmer verbaast zich altijd over mensen, die zo veel
verwachten van taal, van woorden, het blijft nu eenmaal een “buigzaam” medium.
2 opmerkingen:
Doarmers verhaal doet uw dr. denken aan het volgende gedicht van Hans Faverey:
De schildpad:
hoe doet een schildpad;
en waarom doet een schildpad
het zo. Om geen haas te zijn
en geen egel, lacht de specht;
door niet te dromen
van sprinkhanen
die optrekken tegen Troje.
Als haas heeft de schildpad
niets te verliezen dan een vorm
van snelheid, waar een schildpad
zo om moet lachen, dat zelfs
zijn pijl hem inhaalt, na alvorens
doelloos te zijn neergestort.
Dr. Oetker, een waarlijk fraai gedicht en bij deze ook de groeten van Doarmer vanaf de hoger gelegen oostelijke gronden.
Een reactie posten