Stel dat ik kan tennissen, en iemand onder u ziet mij spelen en zegt:”Nou, u speelt behoorlijk slecht”, en stel dat ik antwoord: “Ik weet het, ik speel slecht, maar ik wil ook niet beter spelen”, dan zou de ander alleen maar kunnen zeggen:”O, dan is het in orde”. Maar stel dat ik een van u een absurde leugen heb verteld, en hij komt naar mij toe en zegt:”U gedraagt u als een beest”, en dat ik zeg:” Ik weet, dat ik me slecht gedraag, maar ik wil me ook niet beter gedragen”, kan hij dan zeggen”O, dan is het in orde”? Zeker niet; hij zou zeggen:”Nou, u behoort u beter te gedragen”. Hier hebt u een absoluut waardeoordeel, terwijl het eerste geval een relatief oordeel betrof.
Wat ik nu wil beweren, is dat hoewel van alle relatieve waardeoordelen kan worden aangetoond dat ze louter verklaringen van feiten zijn, geen enkele feitenverklaring ooit een absoluut waardeoordeel kan zijn of kan impliceren. Laat ik dit uitleggen: stel dat een van u alwetend is en om die reden alle bewegingen van alle lichamen in de wereld, dood of levend, kent en dat hij van alle menselijke wezens die ooit hebben geleefd ook alle gemoedstoestanden kent, en stel dat deze man al zijn kennis in een groot boek opschrijft, dan bevat dit boek de volledige beschrijving van de wereld; wat ik nu wil beweren, is dat dit boek niets zou bevatten dat wij een ethisch oordeel zouden noemen, of iets dat logischerwijze zo’n oordeel zou impliceren.
Ludwig Wittgenstein
Wat ik nu wil beweren, is dat hoewel van alle relatieve waardeoordelen kan worden aangetoond dat ze louter verklaringen van feiten zijn, geen enkele feitenverklaring ooit een absoluut waardeoordeel kan zijn of kan impliceren. Laat ik dit uitleggen: stel dat een van u alwetend is en om die reden alle bewegingen van alle lichamen in de wereld, dood of levend, kent en dat hij van alle menselijke wezens die ooit hebben geleefd ook alle gemoedstoestanden kent, en stel dat deze man al zijn kennis in een groot boek opschrijft, dan bevat dit boek de volledige beschrijving van de wereld; wat ik nu wil beweren, is dat dit boek niets zou bevatten dat wij een ethisch oordeel zouden noemen, of iets dat logischerwijze zo’n oordeel zou impliceren.
Ludwig Wittgenstein
5 opmerkingen:
Allez zeg,
ik kan goe Pintjes drinken. En laatst kwam Meneer Pastoor langs en zei: "Allez Peerke, gij vat ze goe he, die Pintjes." Waarop ik antwoordde dat ik dat inderdaad goe kon.
Laat in den avond wandelde ik met Meneer Pastoor naar huis.....
Samen ergens goed in zijn is heel plezant he.
Peerke, door een pintje te drinken verricht u op uw eigen manier goed werk.Want u kent het spreekwoord: Beter een pintje in de hand dan dempt men de put.
Er was eens een behoorlijk mooie man. Alleen zijn nek vond hij niet mooi. Hij liet zijn haar groeien en was tevreden zo.
Zijn vriendin, niet moeders mooiste, hield vreselijk veel van hem. Maar was jaloers op zijn -in haar ogen- 'absolute' schoonheid.
Ze knipte hem helemaal kort toen hij vroeg zijn lange haar wat bij te punten.
En hij zag dat het 'niet in orde was' en verbrak de verbinding.
Beste Le, wat een droevig verhaal
Het is waar gebeurd en toen ik twee portretfoto's wilde maken van zijn nieuwe, door mij gecreëerde outlook, is hij met de Noorderzon vertrokken.
Ik heb er veel van geleerd.
Ik, Lé Lijk, heb me voorgenomen niet meer te hunkeren naar eigendunk.
Een reactie posten