De mysticus Nicolaus Cusanus (1401-1464) schreef o.a. De docta Ignorantia (= de geleerde onwetendheid). Uiteraard wil hij God “bereiken”. Volgens Cusanus begint dit met de zintuiglijke waarneming, de volgende stap is het verstand, dat echter in tegenstellingen denkt, die er eigenlijk niet zijn. Hij gebruikt als voorbeeld de lijn en de cirkel. Als je de cirkel oneindig groot maakt, wordt het een rechte lijn, in de oneindigheid vallen ze samen. De derde stap is meditatie en contemplatie. Hiermee worden de tegenstellingen overwonnen. Dan is men er echter nog niet, want de laatste stap kan men alleen door de genade Gods zetten.
Gij sleurt mij boven mijzelf uit, opdat ik de plaats van de verheerlijking waartoe Gij mij uitnodigt, voorafgebeeld zou zien.
Het is dus een weg van “buiten” naar “binnen” en eigenlijk is God al in alle dingen waarneembaar. Cusanus zegt hierover, dat Hij in alle zichtbare dingen is en toch ook niet . God ontvouwt zich in de schepping, maar is de schepping niet. Dat zou pantheïsme zijn geweest en dus ketters. Iets soortgelijks vindt men later ook bij Spinoza. Doarmer vindt dit balanceren op de grens, je kunt als je een klein stapje verder gaat God zo door de natuur vervangen, interessant. De kerk bekeek deze opvattingen dan ook wantrouwend.
Het is dus een weg van “buiten” naar “binnen” en eigenlijk is God al in alle dingen waarneembaar. Cusanus zegt hierover, dat Hij in alle zichtbare dingen is en toch ook niet . God ontvouwt zich in de schepping, maar is de schepping niet. Dat zou pantheïsme zijn geweest en dus ketters. Iets soortgelijks vindt men later ook bij Spinoza. Doarmer vindt dit balanceren op de grens, je kunt als je een klein stapje verder gaat God zo door de natuur vervangen, interessant. De kerk bekeek deze opvattingen dan ook wantrouwend.
2 opmerkingen:
Er was eens een eenzame non die sliep in de kloostertuin op de chaise longue. In een droom verscheen een onderwijzer aan haar die zei: ;Als leerling van mij balanceert u teveel op de rand.'
'Welke rand?' vroeg ze.
'Nou aan de ene kant het goddelijke en aan de andere kant de natuur, uw natuur.
'Maar ik ken u niet; ik ben niet eens uw leerling.'
Ze werd wakker en leefde in onwetendheid mog lang en gelukkig.
Deze "rand" waar de onderwijzer blijkbaar moeite mee heeft, hoort bij een leven in de bergen en bij de aantrekkelijkheid daarvan. Om op veilige afstand te blijven van de rand moet men beneden "vlak" leven.
vrij naar Nietzsche
Een reactie posten