Ljeafd’, wirdste ljeafde’, oer-schienste bijld,
puwck, boppa sinne’ æf dey,
nin faem, hoe moy, dijn’ glanz’ besijll’t
op tuwzen mijle ney.
Yen strieltje’ uwt dijn blier eag, ick tjuwg,
Tjocht dat ik ney dy stjoer,
jâ ijn dijn ljeafde baern in fljueg
az migge’ ijn ’t kersse-fjoer.
Gysbert Japix
3 opmerkingen:
De dichter beschrijft zijn geliefde als zo mooi, dat geen andere vrouw (nin faem)haar glans ooit kan bezeilen al voer men duizend mijlen ver.Hij eindigt met " een blik van jou en ik brand en vlieg in jouw liefde als een vliegje in de kaarsvlam ".
... zet 'n een kaars voor het raam vannacht...
Doarmer tinkt "koe ik mar fleane"
Een reactie posten