Het is dus minstens een nog nader te onderzoeken en niet op het eerste gezicht direct te beantwoorden vraag of er zulke kennis bestaat die onafhankelijk is van de ervaring en zelfs van alle zintuiglijke indrukken. Zulke kennis wordt a priori kennis genoemd, in onderscheid tot empirische kennis, die haar bronnen a posteriori, namelijk in de ervaring heeft.
De ruimte is een noodzakelijke a priori voorstelling die aan alle uiterlijke aanschouwingen ten grondslag ligt. Het is onmogelijk zich voor te stellen dat er geen ruimte is, terwijl we ons heel goed kunnen indenken dat er geen voorwerpen in worden aangetroffen. De ruimte wordt dus als de mogelijkheidsvoorwaarde van de verschijningen beschouwd en niet als een bepaling die van hen afhankelijk is. Ze is een a priori voorstelling, die noodzakelijkerwijs aan uiterlijke verschijningen ten grondslag ligt.
De tijd is een noodzakelijke voorstelling die aan alle aanschouwingen ten grondslag ligt. We kunnen ten aan zien van de verschijningen de tijd zelf niet opheffen, hoewel we heel goed de verschijningen uit de tijd kunnen wegnemen. De tijd is dus een a priori gegeven. Alleen in de tijd is alle werkelijkheid van de verschijningen mogelijk. Deze kunnen in hun geheel wegvallen, maar de tijd zelf kan niet worden opgeheven.
Immanuel Kant
Geen opmerkingen:
Een reactie posten