De goede wil is niet door wat hij teweegbrengt of realiseert, niet door zijn geschiktheid om een of ander gesteld doel te bereiken, maar alleen door het willen zelf, dus op zich goed. Hij moet, op zichzelf beschouwd, oneindig veel hoger worden gewaardeerd dan alles wat door hem ooit ten gunste van een of andere neiging, ja, zo men wil, van het totaal van de neigingen, tot stand zou kunnen worden gebracht. Al zou het deze wil, door een bijzonder onfortuinlijk lot of door een stiefmoederlijke bedeling van de natuur, volledig aan kracht ontbreken om zijn bedoeling door te zetten; al zou hij ondanks al zijn streven niets tot stand brengen en bleef alleen de goede wil over, dan zou hij als een juweel toch op zich schitteren, als iets wat zijn volledige waarde in zichzelf heeft. Nuttigheid of vruchteloosheid kan aan deze waarde niets toevoegen of afdoen.
Immanuel Kant.
Zoals eerder gezegd, Doarmer begrijpt deze opvatting van Kant niet. Het gaat om “de goede wil”, natuurlijk, maar als men het zou vragen, de meeste mensen willen “het goede”, want bekrompenheid en gebrek aan zelfrelativering zijn wijdverbreid. We moeten echter weten wat het einddoel is, anders kunnen we ook niet over “goed” en “kwaad”spreken (Nietzsche). Ieder wil wel iets, maar om dat een goede wil te noemen , ja, misschien om dat specifieke doel te bereiken, maar moeten we daar heen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten