vrijdag, november 28, 2008

In griene hikke Een groen hek

Alles wat gezegd kan worden, kan helder gezegd worden.
Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.
De grenzen van mijn taal, zijn de grenzen van mijn wereld.
Filosofie is de strijd tegen de beheksing van onze intelligentie door de taal.
Iemand iets vertellen wat hij niet begrijpt is zinloos, zelfs als men erbij zegt dat hij niet in staat zal zijn het te begrijpen.


Ludwig Wittgenstein (1889 – 1951)

Doarmer moest aan Wittgenstein denken, toen hij laatst een discussie op tv zag tussen een aanhanger van de evolutietheorie en een juichchristen. De laatste slingerde maar zinloze begrippen de wereld in en als zijn tegenstander probeerde zijn argumenten, misschien niet perfect, maar wat is dat wel, naar voren te brengen, keek deze juichchristen triomfantelijk om zich heen en verklaarde iets in de trant van “ja dat is ook een mening”, alsof zijn mening in elk geval gelijkwaardig zou zijn aan die van de ander. Zelfs het scheermes van de Middeleeuwer Ockham had hier toegeslagen. Natuurlijk denken mensen na over hoe alles begonnen is, of het altijd al geweest is of ontstaan, maar dit probleem los je niet op door een vaag iets, dat voor zowat iedereen een andere betekenis heeft toe te voegen ( zie Ockham), want dan kun je vragen , hoe is dat er dan gekomen? Nou, zal zo’n juichchristen zeggen, dat is er altijd geweest, dat is eeuwig en bovendien wil het niet dat je gras maait op zondag en vlees eet op vrijdag. Zo kan Doarmer het ook, hij heeft wel eens op deze weblog geschreven dat het heelal afgebakend wordt door een groen hek met de hoogte van 1 meter 95. Er zijn ketters die beweren, dat het hek slechts 1 meter 93 hoog is, maar deze lieden dwalen. En waar blijven nu die geleerden, die denken dat ze alles weten, laten zij maar eens bewijzen, dat dat hek er niet staat. En zolang dat niet gebeurt, eist Doarmer dat men zijn opvatting respecteert.

donderdag, november 27, 2008

Tinke Denken


Ich saz ûf eime steine,
dô dahte ich bein mit beine,
dar ûf sazte ich mîn ellenbogen,
ich hete in mîne hand gesmogen
daz kinne und ein mîn wange.

Walther von der Vogelweide

Zo zit Doarmer vandaag op de zolder onder het warme licht van de TL-bakken. Denkend zonder schild, maar wel met het zwaard bij de hand. Om hem heen heerst een soort rustige bedrijvigheid, de hamsters houden zich koest, maar je weet het nooit, er hoeft maar iets te gebeuren en de molentjes slaan op hol. Doarmer vindt het wel goed, hij is bezig zichzelf te sparen, want vanavond staat hem weer een zware training te wachten.

dinsdag, november 25, 2008

It rêd het rad

Vandaag heeft Doarmer een beslissing genomen, waardoor zijn zwerftocht door de droom van richting is veranderd, want helaas niets is blijvend en bij een droom hoort vluchtigheid. Vaak besluit hij niet eens actief tot zo’n verandering, maar wordt hij in zekere zin door de omstandigheden gedwongen. Het leven wil nu eenmaal geleefd worden. Dit principe zal de eendagsvlieg Doarmer nooit verlaten , hij zal het leven blijven zoeken en als dit “leven” ergens verdwijnt, dan moet het op een andere plaats en op een andere tijd weer opduiken, zo gaat dat, een mens kan niet zonder hoop. Het lijkt simpel dit zoeken naar leven, maar dat is het niet, ondanks het feit, dat er ogenschijnlijk veel gebeurt, wordt er maar weinig “geleefd” op deze wereld. De meeste activiteiten komen niet uit boven de bewegingen van de hamster in zijn rad. Maar, zoals gezegd, het is net alsof het leven slechts een tijd lang op een bepaalde plaats kan zijn en dan verdwijnt, niet ineens, maar geleidelijk en haast onmerkbaar, alsof het een spel met Doarmer speelt en als het dan verdwenen is vanuit de verte roept “zoek me”. En zoals die beroemde kapitein op jacht naar de walvis gaat de eendagsvlieg op zoek naar het leven. Er is wel een alternatief, maar dat is het rad van de hamster.

Gysten Onstuimig

Uit: Paradys by it dashboardljocht

O ik wie net mear te hâlden ,sa is ‘t gien
en mei dit mantsje út ‘e Wâlden wie it samar dien.
Ik begûn te swarren by hast alles wat my dierber wie,
ik soe dy leaf ha oant ‘e ein fan ‘e tiid echt wier,
ik soe dy leaf ha oant ‘e ein fan ‘e tiid.

O ik was niet meer te houden, zo is het gegaan
en met dit mannetje uit de Wouden was het zomaar gedaan.
Ik begon te zweren bij alles wat me dierbaar was.
ik zou je lief hebben tot aan het einde van de tijd echt waar,
ik zou je lief hebben tot aan het einde van de tijd.

maandag, november 24, 2008

Op wei nei in nije dream


In doarmer op wei troch syn dream, in dûnsjend fjochtsjen mei de swiertekrêft, syn fuotten reitsje mar krekt de grûn.
Een doler op weg door zijn droom, een dansend gevecht met de zwaartekracht, zijn voeten raken nauwelijks de grond.

zondag, november 23, 2008

Sniewille Sneeuwpret

Vandaag hebben I. en Doarmer samen gelopen. I., die altijd trouw de weerberichten volgt , zei tegen Doarmer: “Ik had sniewille verwacht”. Nu lag er geen sneeuw, maar het wonderbaarlijke was dat woord “sniewille”. Doarmer zei: “Hoe kan dat I., dat jij ineens Fries spreekt, het betekent “sneeuwpret”. “Ja, “zei I., “dat weet ik ook niet, ik werd vanochtend wakker en ik merkte, dat ik het kon.” Dit alles bewijst maar weer, dat wij mensen, in dit geval dan de weermannen, maar wat aanrommelen, maar dat Hij alles kan. De sneeuw kwam overigens later.

zaterdag, november 22, 2008

Útwierje Botvieren

A- Moeten we de mens beschaving bijbrengen of hem zijn instincten laten botvieren?
B- Wilt u een openhartig antwoord?
A- Natuurlijk
B- Als u zich ten doel stelt hem te tiranniseren, breng hem dan beschaving bij, doe uw best hem te vergiftigen met een moraal die tegen de natuur indruist, leg hem alle mogelijke belemmeringen in de weg, bemoeilijk zijn bewegingen met duizend obstakels, bestook hem met spoken die hem angst aanjagen, laat de strijd in de grot eindeloos duren en de natuurlijke mens zal voorgoed onderworpen zijn aan de morele mens. Wilt u dat hij zich vrij en gelukkig voelt? Bemoei u dan niet met hem…….. en wees er voor altijd van overtuigd dat die wijze wetgevers u ten behoeve van henzelf en niet voor uw eigen bestwil hebben gekneed en gevormd tot wat u bent……… Wantrouw degenen die orde en rust willen instellen. Orde brengen betekent altijd anderen onderwerpen en hen in hun bewegingen belemmeren.

Denis Diderot (1713 – 1784)

Hjirby Bij dezen

Ik: Morgen zet ik iets op de weblog.
Jij: Moet je doen, volgens mij heb jij er sinds woensdag niets op gezet. Hoe komt dat?
Ik: Ja, dat was Frjemd Deiljocht, ik weet het niet, geen inspiratie, maar er komt wel iets.

Bij dezen.

woensdag, november 19, 2008

Frjemd deiljocht Vreemd daglicht


In glimk Een glimlach

Het is natuurlijk waar voor elke glimlach dat zij door iemand op enig moment vertoond moet worden en dat geen enkele andere glimlach precies die particuliere combinatie van deze kenmerken kan bezitten die een gegeven glimlach bezit. Maar noch deze , noch enige andere combinatie van eigenschappen constitueert de individuele essentie van een particuliere glimlach; want zo iets bestaat niet. De notie van de individuele essentie behoort niet tot particuliere dingen maar tot algemene dingen.

P.F Strawson (1919 - 2006)

Een verrassende opvatting over particularia en universalia. Juist omdat particularia geen essenties hebben, zijn wij, volgens Strawson, in staat steeds iets nieuws te vertellen. Particularia kunnen in principe aan willekeurige universalia verbonden worden.

maandag, november 17, 2008

zondag, november 16, 2008

zaterdag, november 15, 2008

Skiednis Geschiedenis

In waarheid behoort de geschiedenis niet aan ons, maar behoren wij haar toe. Als wij een tekst als de moeite waard beschouwen, als wij proberen hem uit te leggen omdat hij ons de moeite waard lijkt, spreekt de geschiedenis door ons. En ditzelfde geldt heel algemeen: voordat we onszelf verzamelen in een meer of minder kritisch zelfbewustzijn, verstaan we onszelf al in een soort vanzelfsprekendheid als lid van een familie, een samenleving, een geschiedenis. Voordat we oordelen, leven we in onze vooroordelen. Wie deze vooroordelen geheel en al uit de weg zou willen ruimen, verwijdert daarmee de mogelijkheidsvoorwaarden voor elk verstaan en dus voor elk menselijk bestaan. Maar in die vooroordelen leeft de geschiedenis, of toont zich de historische werkelijkheid van ons bestaan……… Daarom zijn de vooroordelen van het individu, veel meer dan zijn oordelen, de historische werkelijkheid van z’n zijn.

Gadamer (1900 – 2002)

vrijdag, november 14, 2008

donderdag, november 13, 2008

It swiete libben Het zoete leven

That it will never come again
Is what makes life so sweet.

Emily Dickinson

In Een regenboog ontrafelen heb ik geprobeerd de boodschap over te brengen dat we van geluk mogen spreken, dat wij leven, gezien het feit dat de overgrote meerderheid van de mensen wier cijferreeks in potentie had kunnen worden getrokken in de grote combinatieloterij van het DNA, nooit geboren werd of zal worden.......... Hoe weinig tijd ons ook gegund is onder de zon, als we daar een seconde van verdoen, als we klagen dat het leven leeg en inhoudsloos is, of als een kind moppert dat het saai is, zou je dat dan niet kunnen opvatten als een harteloze belediging aan al die ongeboren triljoenen die überhaupt nooit het leven zal worden aangeboden?
R.Dawkins

woensdag, november 12, 2008

Wurkje is libje Werken is leven

Zoals de lezers van deze weblog genoegzaam bekend is, is Doarmer iemand van het oude stempel. Ook al moeten veel mensen daarom lachen, normen en waarden zijn voor hem geen lege begrippen en zijn lijfspreuk is eigenlijk “van hard werken is nog nooit iemand slechter geworden”. En wat wil het toeval? Enige tijd geleden wandelde hij ergens in Drenthe door een dorp en de bewoners deelden blijkbaar zijn opvattingen, want veel huizen hadden stichtelijke namen, zoals “Tucht en Orde”, “Bid en Werk “ en nog meer van dergelijke uitspraken, maar de mooiste, en echt uit Doarmers hart gegrepen, was de volgende: WERKEN IS LEVEN.

Bryk Scheef

In het jaar des Heren 1989 op den 24sten september bereikt Doarmer na ruim 21km de finish in de stad O. Hij wist niet dat er een foto genomen zou worden, anders had hij er wel voor gezorgd, dat zijn nummer recht hing. Zijn snor zag er wel gepoetst uit en zo hoort het ook, anders krijg je een gekkenboel.

donderdag, november 06, 2008

Eachweiding twa Lust voor het oog twee


Wie it net Ware het niet

(in het Hollands)
De grijze taal en de loffelijke instellingen zijn verdwenen. Daagden ‘er eene van den dooden op, die voor eenige honderd jaaren, het pad van alle vleesch is ingegaan, hy zoude ons voor geen Friezen, maar ander landaard erkennen, noch wij zouden zijne noch onze taal begrijpen. Voorwaar, het en waare den Aadel, en Huysmanne-stand, deeze, als hun eygen spraak, te landewaart niet oeffenden, ons was, al voor lange, brieven van voorschrijvinge of een Tolk van nooden geweest, zou wy hen hadden willen verstaan. Dus zijn wy, doorgaans, moedwillens Barbaren in ons eyge Vaaderland.

Gabbema (1628 – 1688)

Een klacht uit ca. 1680. Als de adel en de boeren niet de oude grijze taal bewaard hadden, waren wij al in 1680 barbaren geweest.

woensdag, november 05, 2008

It dûnsjende hjerstljocht Het dansende herfstlicht

“Ik wil dat je je me herinnert. Zul je je mijn bestaan herinneren, en dat we hier bij elkaar stonden?”
“Natuurlijk zal ik dat altijd onthouden,” antwoordde ik.
Zonder iets te zeggen begon ze weer telopen, voor me uit. Het licht van de herfst dat tussen de takken door viel danste in vlekjes op de schouders van haar jas. Weer blafte er een hond, maar het klonk nu een stuk dichterbij dan eerst. Naoko klom omhoog een soort duintje op, liep het pijnboombos uit en daalde met snelle pasjes de flauwe heuvel af. Ik liep twee, drie passen achter haar.
“Kom hier. Misschien is hier ergens die put wel,” riep ik tegen haar rug. Naoko bleef staan, lachte en pakte mijn arm. Het laatste stuk liepen we naast elkaar.
“Zul je me echt nooit vergeten?” vroeg ze bijna fluisterend.
“Ik zal je nooit vergeten,” zei ik. “Het is onmogelijk dat ik jou vergeet.”

(achttien jaar later)
Toch vervagen herinneringen en ben ik talloze dingen vergeten. Als ik aan de hand van mijn herinneringen aan het schrijven ben, bekruipt me soms een enorm onzeker gevoel. Dan vraag ik mij af of ik niet per ongeluk het meest essentiële deel van mijn herinneringen verloren ben.

Haruki Murakami: Norwegian Wood.

dinsdag, november 04, 2008

It leafdeljocht Het liefdelicht

De blik boort moeilijk door de ruimte henen,
En ziet niet wat zich hier en daar bevindt:
De duizend loveren van de heesters wenen
En ’t is of elke traan weer een nieuwe wint.

De zon die stralen aan het luwtje bindt,
Schept alle tranen om tot edelstenen……
En lucht en bos en berg herkrijgt zijn tint:
De damp wolkt op en ’t landschap is verschenen.

Zo schemert als de ziel op raadselen peinst,
En door de duisternis dier raadselen deinst,
Ons de gedachte waar geen licht wil schijnen.

O denkend hoofd, in uw gepeins verward!
Het schone denkbeeld wortelt in uw hart:
Voor ’t liefdelicht moet raadselmist verdwijnen!

Jacques Perk (1859 – 1881)

zondag, november 02, 2008

Arbeidzje en wurkje Arbeiden en werken

Omdat het arbeiden noodzakelijk is om in leven te blijven, is het in zekere zin de belangrijkste activiteit. Het beantwoordt aan het biologische proces van het menselijk lichaam, waarvan de spontane groei, het metabolisme en uiteindelijke verval gebonden zijn aan de noodzakelijke levensmiddelen die het arbeiden voortbrengt en in het levensproces invoegt. Toch verheffen wij ons in het arbeiden niet wezenlijk boven de dierlijke dimensie van ons bestaan, aangezien wij hier vooral bestaan als soortwezens, als exemplaren van een “onsterfelijke “levende soort. Daarom mag de arbeidende mens animal laborens genoemd worden, dat wil zeggen: slechts één, op zijn best de hoogste, van de dierlijke soorten die de aarde bevolken.

Hanna Arendt(1906 – 1975)

Deze filosofe onderscheidt een aantal fundamentele activiteiten, waarbij zij een onderscheid maakt tussen “arbeiden” en “werken”. Werken is een lineaire bezigheid van de homo faber (de scheppende mens) met een begin en een einde. Arbeiden is cyclisch, heeft geen begin en einde, maar kent slechts “pauzes of intervallen tussen uitputting en herstel van arbeidskrachten”.

Neitins

Juster stie Doarmer op it tsjerkhôf fan Nijskoat. De leste jierren makket er gauris dizze reis nei de bertegrûn, want syn wrâld wurdt âld. Oeral brún-reade hjerstblêden, yn it wiete gers, jit oan ‘e beammen en dêrtusken twirkjend yn’e wyn en rûnom leit famylje ûnder it smûke beamte mei útsjoch oer de Tsjonger.