Kaart van de Nederlandse dialecten, Fryslân is weggelaten behalve de steden, die als taaleilandjes staan aangegeven. Ook de eilanden zijn gedeeltelijk weg.
Woorden worden bedacht om iets over de wereld te zeggen. Maar taalelementen staan niet alleen in relatie tot de wereld, ze hebben ook interne betrekkingen. Zinnen richten zich naar grammatica, niet naar natuurwetten, en de wereldgeschiedenis gaat niet, zoals de geschiedschrijving ons wil doen geloven, te werk volgens een of andere onnaspeurbare enscenering. Maar al te graag dragen wij structuren van de taal over op de wereld der feiten. Het resultaat is een logomorf, dat wil zeggen op de taal afgestemd, wereldbeeld met (in onze taal) drie geslachten, meerdere werkwoordstijden, bedrijvende en lijdende vorm en uitdrukkingsmogelijkheden die beantwoorden aan de woordvoorraad. Het domme van deze valse sluitrede is, dat wij er niet aan kunnen ontkomen. Taal is een gevangenis met onzichtbare muren waarin ons voorstellingsvermogen levenslang zit opgesloten.
Friedhelm Moser
Die laatste zin is interessant, “taal is een gevangenis”. Dit klinkt negatief, positiever zegt men wel “de taal is het huis, waarin je woont” en die huizen kunnen verschillend zijn. Iemand die tweetalig is, heeft ook wel het idee, dat hij in twee werelden leeft en in zoverre kan Doarmer zich wel iets bij de woorden van Moser voorstellen. En natuurlijk zegt Wittgenstein “de grenzen van mijn taal, zijn de grenzen van mijn wereld”, maar om dan meteen van gevangenis te spreken? Het suggereert in elk geval, dat er meer is dan wij in woorden kunnen uitdrukken. Wat de taal betreft gelooft Moser niet, dat logica de mens gelukkiger maakt. Hij zegt,”de mens is nu eenmaal een sloddervos, een onberekenbaar wezen, een beminnelijke chaoot, een Odysseus zonder Ithaca, een kompas zonder Noorden, een vogel zonder nest. Zijn wegwijzer is de weerhaan”. De mens is dus eigenlijk een doarmer.