De meeste logische fouten, die men in schijnuitspraken maakt, berusten misschien nog wel op de logische tekortkomingen die kleven aan het gebruik van het woord “zijn” in onze taal. Het wordt soms gebruikt als koppelwerkwoord dat aan een predikaat voorafgaat (“ik ben hongerig”), soms om bestaan aan te duiden (“ik ben”)……
Een illustratie van deze fout treffen we aan in het “cogito, ergo sum” van Descartes. Wij gaan hier voorbij aan de inhoudelijke bezwaren die tegen de premisse zijn ingebracht – namelijk of de zin “Ik denk” de bedoelde stand van zaken adequaat uitdrukt of misschien eerder een hypostase bevat – en beschouwen de zinnen alleen vanuit formeel-logisch gezichtspunt Dan merken we twee wezenlijke , logische fouten op. De eerste ligt in de conclusie “Ik ben”. Het werkwoord “zijn” is hier zonder twijfel bedoeld in de betekenis van bestaan, want een koppelwerkwoord kan niet zonder predikaat worden gebruikt; en inderdaad is het “Ik ben” van Descartes ook altijd in die zin opgevat. In dat geval schendt deze zin echter de bovengenoemde logische regel dat bestaan alleen maar samen met een predikaat kan worden toegekend en niet in combinatie met een naam(subject,eigennaam). Een uitspraak over het bestaan van iets is niet van de vorm “a bestaat” (zoals in “ik ben”, dat wil zeggen “ik besta”), maar van de vorm “ er bestaat iets met die en die eigenschappen.” De tweede fout ligt in de overgang van “ik denk” naar “ ik besta”. Als van de bewering “P(a)” (“ a heeft de eigenschap P”) een uitspraak over het bestaan moet worden afgeleid, dan kan die laatste alleen bestaan aan het predikaat P toeschrijven, niet aan het subject a van de premisse. Uit “ik ben een Europeaan” volgt niet “ik besta”, maar “er bestaat een Europeaan”. Uit “ik denk” volgt niet “ik ben”, maar “ er bestaat iets dat denkt”.
Rudolf Carnap (1891-1970)
Deze filosoof was mening dat uitspraken op gebied van metafysica, theologie, inclusief uitspraken van op gebieden van waarden, in feite betekenisloos zijn , het zijn schijnuitspraken, veroorzaakt door een tekortkoming in de taal of het niet goed begrijpen van de taal. Carnap gaat ze lijf met de moderne logica. In het voorbeeld hierboven analyseert hij bijvoorbeeld de uitspraak van Descartes. Zo heeft hij ook uitspraken van Heidegger , bijvoorbeeld “ het Niets zelf nietst” onder de loep genomen en de theologen verweten dat ze het woord “God” met twee betekenissen heel verwarrend gebruiken.
Een illustratie van deze fout treffen we aan in het “cogito, ergo sum” van Descartes. Wij gaan hier voorbij aan de inhoudelijke bezwaren die tegen de premisse zijn ingebracht – namelijk of de zin “Ik denk” de bedoelde stand van zaken adequaat uitdrukt of misschien eerder een hypostase bevat – en beschouwen de zinnen alleen vanuit formeel-logisch gezichtspunt Dan merken we twee wezenlijke , logische fouten op. De eerste ligt in de conclusie “Ik ben”. Het werkwoord “zijn” is hier zonder twijfel bedoeld in de betekenis van bestaan, want een koppelwerkwoord kan niet zonder predikaat worden gebruikt; en inderdaad is het “Ik ben” van Descartes ook altijd in die zin opgevat. In dat geval schendt deze zin echter de bovengenoemde logische regel dat bestaan alleen maar samen met een predikaat kan worden toegekend en niet in combinatie met een naam(subject,eigennaam). Een uitspraak over het bestaan van iets is niet van de vorm “a bestaat” (zoals in “ik ben”, dat wil zeggen “ik besta”), maar van de vorm “ er bestaat iets met die en die eigenschappen.” De tweede fout ligt in de overgang van “ik denk” naar “ ik besta”. Als van de bewering “P(a)” (“ a heeft de eigenschap P”) een uitspraak over het bestaan moet worden afgeleid, dan kan die laatste alleen bestaan aan het predikaat P toeschrijven, niet aan het subject a van de premisse. Uit “ik ben een Europeaan” volgt niet “ik besta”, maar “er bestaat een Europeaan”. Uit “ik denk” volgt niet “ik ben”, maar “ er bestaat iets dat denkt”.
Rudolf Carnap (1891-1970)
Deze filosoof was mening dat uitspraken op gebied van metafysica, theologie, inclusief uitspraken van op gebieden van waarden, in feite betekenisloos zijn , het zijn schijnuitspraken, veroorzaakt door een tekortkoming in de taal of het niet goed begrijpen van de taal. Carnap gaat ze lijf met de moderne logica. In het voorbeeld hierboven analyseert hij bijvoorbeeld de uitspraak van Descartes. Zo heeft hij ook uitspraken van Heidegger , bijvoorbeeld “ het Niets zelf nietst” onder de loep genomen en de theologen verweten dat ze het woord “God” met twee betekenissen heel verwarrend gebruiken.