zaterdag, juni 30, 2007

Logysk Logisch

De meeste logische fouten, die men in schijnuitspraken maakt, berusten misschien nog wel op de logische tekortkomingen die kleven aan het gebruik van het woord “zijn” in onze taal. Het wordt soms gebruikt als koppelwerkwoord dat aan een predikaat voorafgaat (“ik ben hongerig”), soms om bestaan aan te duiden (“ik ben”)……
Een illustratie van deze fout treffen we aan in het “cogito, ergo sum” van Descartes. Wij gaan hier voorbij aan de inhoudelijke bezwaren die tegen de premisse zijn ingebracht – namelijk of de zin “Ik denk” de bedoelde stand van zaken adequaat uitdrukt of misschien eerder een hypostase bevat – en beschouwen de zinnen alleen vanuit formeel-logisch gezichtspunt Dan merken we twee wezenlijke , logische fouten op. De eerste ligt in de conclusie “Ik ben”. Het werkwoord “zijn” is hier zonder twijfel bedoeld in de betekenis van bestaan, want een koppelwerkwoord kan niet zonder predikaat worden gebruikt; en inderdaad is het “Ik ben” van Descartes ook altijd in die zin opgevat. In dat geval schendt deze zin echter de bovengenoemde logische regel dat bestaan alleen maar samen met een predikaat kan worden toegekend en niet in combinatie met een naam(subject,eigennaam). Een uitspraak over het bestaan van iets is niet van de vorm “a bestaat” (zoals in “ik ben”, dat wil zeggen “ik besta”), maar van de vorm “ er bestaat iets met die en die eigenschappen.” De tweede fout ligt in de overgang van “ik denk” naar “ ik besta”. Als van de bewering “P(a)” (“ a heeft de eigenschap P”) een uitspraak over het bestaan moet worden afgeleid, dan kan die laatste alleen bestaan aan het predikaat P toeschrijven, niet aan het subject a van de premisse. Uit “ik ben een Europeaan” volgt niet “ik besta”, maar “er bestaat een Europeaan”. Uit “ik denk” volgt niet “ik ben”, maar “ er bestaat iets dat denkt”.

Rudolf Carnap (1891-1970)

Deze filosoof was mening dat uitspraken op gebied van metafysica, theologie, inclusief uitspraken van op gebieden van waarden, in feite betekenisloos zijn , het zijn schijnuitspraken, veroorzaakt door een tekortkoming in de taal of het niet goed begrijpen van de taal. Carnap gaat ze lijf met de moderne logica. In het voorbeeld hierboven analyseert hij bijvoorbeeld de uitspraak van Descartes. Zo heeft hij ook uitspraken van Heidegger , bijvoorbeeld “ het Niets zelf nietst” onder de loep genomen en de theologen verweten dat ze het woord “God” met twee betekenissen heel verwarrend gebruiken.

vrijdag, juni 29, 2007

De wein De wagen

Eindelijk is het zover. De opleiding van Peerke is met succes afgesloten. Hij heeft nu zijn eigen brandweerwagen. Nou ja, wagen, meer een wagentje.

donderdag, juni 28, 2007

Yn swide mannichten In grote getale

De vrijwillige brandweer geniet de laatste tijd grote populariteit. In grote getale stromen vrijwilligers toe, zo ook Peerke. Hierboven ziet u een foto genomen tijdens zijn eerste oefening. Zo te zien heeft hij er echt zin in. Probleem voor hem blijft echter, dat de vrijwilligers rode jassen dragen en geen zwarte, maar misschien krijgt hij ontheffing.

dinsdag, juni 26, 2007

Tebektinke Terugdenken

Daar staat de bar, eens middelpunt van bruisend leven, maar nu door iedereen verlaten. Hoewel door iedereen verlaten?M. is op haar post gebleven en terwijl wind en regen vrij spel hebben in de kale ruimte en stemmen van al lang verdwenen en vergeten personen vaag weerklinken, is zij daar en voert de eeuwenoude rituelen op, zoals het telefoon opnemen en het drinken van een bekertje zuivel. Sic transit gloria mundi.

maandag, juni 25, 2007

Ta omtinken komme Tot bezinning komen


Deelnemers aan een bezinningswandeltocht houden een korte pauze ergens in de buurt van R. Het thema was dit jaar: "Laat er vrede zijn in mijn hart, opdat er vrede is in de wereld".

Unbetsjuttende toarnen Onbeduidende doornen

De kleinste en onbeduidendste tegenslagen doen het meeste zeer. En zoals kleine lettertjes onze ogen het meest vermoeien en pijn doen, zo irriteren kleinigheden ons het meest. Een heleboel kleine narigheden schaden ons meer dan één echte tegenslag, ook al is die nog zo groot. Hoe talrijker en onaanzienlijker de doornen van onze huiselijke zorgen, des te feller en geniepiger ze steken….. Het leven heeft iets teers en uiterst kwetsbaars. Als ik mijn ogen eenmaal op de narigheid heb gericht, maak ik mij daar, om wat voor dwaze reden ook, kwaad om. ….. Deze kleine beslommeringen hollen mij druppel voor druppel uit. Alledaagse zorgen wegen nooit licht.

Michel de Montaigne

vrijdag, juni 22, 2007

Sinne, rein en wyn Zon, regen en wind

Vandaag heeft Doarmer verschillende weertypen meegemaakt, zonneschijn, regen, wind en hij heeft er zelfs een gesprek over gehad. Aanleiding was de weersverwachting voor aanstaande zondag. D. zat er blijkbaar niet mee, het weer maakt haar niets uit, als zij eropuit wil trekken, dan gaat ze, maar voor gevoeligere karakters zoals Doarmer speelt het wel degelijk een rol. Stel dat je onderweg een regenbui krijgt en je haar wordt helemaal nat, wat dan, je kunt toch moeilijk een föhn meenemen! Bovendien kun je ook zo een kou vatten, als je in natte kleren rondloopt. D. begreep dit niet en werd op een bepaald moment zelfs wat agressief. Het is inderdaad slechts een kwestie van zintuiglijke waarneming, want wat is nu “zon”? Ja denkt iedereen zo’n gele bol aan de hemel, maar dat “zien” wij slechts, in werkelijkheid is het helemaal geen gele bol, hooguit wat atomen en quarks. In 1781 heeft de filosoof Kant zelfs vastgesteld dat de zon-an-sich voor ons onkenbaar blijft. Zo is het ook met regen en wind. Mijn zintuigen ervaren iets en mijn “verstand” maakt daar wat van. En zo bekeken heeft D. gelijk, eigenlijk stelt het niets voor.

It tsjil Het wiel


donderdag, juni 21, 2007

Oer kotsjin en sa







Fertsjinste Verdienste

Wie veronderstelt dat hij de oorzaken en gevolgen van een onderneming kan overzien en dat hij de ontwikkeling daarvan zelf in de hand heeft, klampt zich vast aan een ijdele hoop…. Wij hoeven iemand alleen maar met hoogwaardigheid bekleed te zien, en zelfs als wij hem drie dagen tevoren nog kenden als een onbeduidend man, gaat hij ons ongemerkt groter en bekwamer toeschijnen en raken wij ervan overtuigd dat met de toename van zijn waardigheid en prestige ook zijn verdienste is toegenomen. Wij beoordelen hem niet op zijn werkelijke waarde, maar, als bij de kralen op een telraam, naar de hoogte van de rang die hij inneemt.
Eens probeerde Antithenes de Atheners te overreden dat ze opdracht moesten geven om voor het beploegen van hun akkers niet alleen paarden maar ook ezels te gebruiken; zij antwoordden dat deze dieren niet geschikt waren voor dit werk. “Dat doet er niet toe,”was zijn weerwoord, “het hangt af van jullie wil. Want de domste en onbekwaamste mannen die jullie in de oorlog het bevel laten voeren, krijgen toch meteen iets heel waardigs over zich, alleen maar omdat jullie hen voor die taak inzetten.”

Michel de Montaigne

woensdag, juni 20, 2007

Oersjoch Overzicht




Sânkerrels Zandkorrels

Welaan! Dit is mijn sermoen voor hunne oren; ik ben Zarathustra, de goddeloze, hij die spreekt, “wie is goddelozer dan ik, opdat ik mij verheuge in zijn onderwijzing?”

Zo veel goedheid, zo veel zwakheid zie ik. Zo veel gerechtigheid en medelijden, zo veel zwakheid.
Rond, rechtschapen en goeiig zijn zij met elkander: zo rond, rechtschapen en goeiig zijn zandkorreltjes met zandkorreltjes.
Bescheiden een klein geluk omarmen, dat noemen zij “overgave”! en daarbij loensen zij alreeds bescheiden naar een nieuw, klein geluk.
Zij willen eigenlijk onnozel-weg één ding het liefst: dat niemand hun pijn doet. Zo voorkomen zij iedereen en doen iedereen goed.
Dit nu is lafheid: al heet het ook deugd!
En wanneer zij een enkele maal ruig spreken, deze kleine lieden, dan hoor ik enkel hun heesheid, want elke windvlaag maakt hen hees.
Verstandig zijn zij, hun deugden hebben verstandige vingers. Maar hun ontbreken de vuisten, hun vingers verstaan niet de kunst zich achter vuisten te verstoppen.
Voor hen is deugd, dat wat bescheiden en tam maakt: daardoor maken zij de wolf tot hond en de mens zelf tot ’s mensen beste huisdier.
“Wij hebben onze stoel in het midden gezet”, zegt mij hun monkelen, “net zo ver weg van stervende strijders als van vergenoegde zeugen.”
Dit nu is middelmatigheid: al heet het dan ook matigheid.

Friedrich Nietzsche

dinsdag, juni 19, 2007

Jitris Jurrit Nog eens Jurrit

Een aantal percelen van Jurrit iets oostelijker gelegen. Vergelijk het vorige kaartje.

maandag, juni 18, 2007

Thúskomme Thuiskomen

Mimerjend yn’e lije simmerrein
harket er nei it sêftdrôvige liet
fan’e wite tútfûgel op syn skouder,
dy’t thúskommen sjongt fan in
weiwurden leafde
en dêrnei syn wjukken gearteart ,
biidzjend.

zondag, juni 17, 2007

Achttjintwaentritich

Het dorp R. in 1832. De groengekleurde percelen zijn in bezit van Jurrit Jelkes Sytzema, het roodgekleurde perceel is in bezit van Maurits Diederik Pico baron van Sytzema.

Ûnferwrigge Onwrikbaar

Ik ben door mijn meditatie van gisteren in zulke twijfels terechtgekomen, dat ik ze niet meer kan vergeten. Maar ik zie ook niet op welke manier ik ze moet oplossen. Ik ben zo in de war geraakt, dat het lijkt alsof ik onverhoeds in een diepe draaikolk ben gevallen, waarin ik geen vaste voet op de bodem krijg en evenmin omhoog kan zwemmen. Toch zal ik mijn best doen en opnieuw dezelfde weg proberen te gaan die ik gisteren heb ingeslagen, namelijk alles weg te laten wat maar de minste twijfel toelaat, alsof ik wist dat het geheel en al onwaar was. Ik zal doorgaan tot ik iets zekers zal kennen, of, als ik niets anders vind, tenminste dit als zeker kan beschouwen, dat niets zeker is. Archimedes zocht maar één vast en onbeweeglijk punt om van daaruit de gehele aarde van zijn plaats te tillen. Er staan zeker grote dingen te gebeuren, als ik maar iets heel kleins kan vinden dat zeker en onwrikbaar is.

Descartes

Descartes streept vervolgens alles weg, hij gaat ervan dat hij geen zintuigen heeft (ik veronderstel dat alles wat ik zie onwaar is), ook het geheugen bedriegt hem. Wat blijft er uiteindelijk over: het denken. Descartes,” Hier vind ik het: het denken bestaat; dit is het enige dat me niet kan worden afgenomen. Ik ben, ik besta; dat is zeker….. Maar wat ben ik dan wel? Een denkend ding. Wat is dat? Dat is iets dat twijfelt, begrijpt, bevestigt, ontkent, wil en niet wil; en ook iets dat voorstellingen heeft en ervaart.”

zaterdag, juni 16, 2007

Mei sliepend swurd Met slapend zwaard

En op een zekere keer gaf Zarathoestra zijn jongeren een teken en hij sprak tot hen deze woorden:
“ Hier zijn priesters; en ofschoon zij mijn vijanden zijn, gaat stil aan hen voorbij en met slapend zwaard!
Ook onder hen zijn helden; velen hunner hebben te veel geleden; daarom willen zij anderen doen lijden.
Boze vijanden zijn het: niets is wraakzuchtiger dan hun deemoed. En dra bezoedelt hij zich, die hen aanvalt.
Doch mijn bloed is met het hunne verwant: en ik wil mijn bloed nog in het hunne gehuldigd weten.”
En toen zij waren voorbijgegaan, overviel Zarathoestra de smart; en niet lang had hij met zijn smart geworsteld of hij begon aldus te spreken:
“ Zij verdrieten mij, deze priesters. Zij beledigen ook mijn smaak, maar dat is het minste, sinds ik onder de mensen ben. Doch ik lijd en leed met hen: gevangenen zijn zij mij en getekenden. Hij, die zij verlosser noemen sloeg hen in boeien. In boeien van valse waarden en waanwoorden! Ach dat iemand hen toch van hun verlosser verloste!”

Friedrich Nietzsche

vrijdag, juni 15, 2007

De drôvige njirre De bedroefde adder

Op zekere dag was Zarathustra onder een vijgenboom ingeslapen, daar het zeer warm was en met zijn handen bedekte hij zijn gezicht.
Daar kwam een adder en beet hem in de hals, zodat Zarathustra een schreeuw van pijn gaf. Toen hij de arm had weggenomen van zijn gelaat , keek hij de slang aan; deze herkende eensklaps de ogen van Zarathustra, keerde zich onhandig om en wilde er vandoor gaan.
“Neen, neen,” sprak Zarathustra, “ ge hebt mijn dank nog niet aangenomen. Gij hebt mij te goeder ure gewekt, mijn weg is nog lang.”
“Uw weg is nog kort,” sprak de adder bedroefd; “mijn gif is dodelijk.”
Zarathustra glimlachte.
Is er ooit een draak gestorven aan het gif van een slang?” vroeg hij. “Maar neem uw gif terug! Gij zijt niet rijk genoeg het mij te schenken.”
Toen viel de adder hem opnieuw om de hals en lekte hem zijn wonde.
Toen Zarathustra dit eens aan zijn jongeren vertelde, vroegen zij:” En wat, o Zarathustra, is de moraal van uw geschiedenis?”
Zarathustra antwoordde daarop het volgende:
De vernietiger der moraal noemen mij de goeden en rechtvaardigen; mijn historie is zonder moraal.

Friedrich Nietzsche

donderdag, juni 14, 2007

In krupsje Een slepende ziekte

Sinds kort is Doarmer voortdurend bezig met de “braindump”. Een tijdje geleden wist hij niet eens dat het bestond en leidde hij argeloos zijn gelukzalig leven. Maar nu kan dat niet meer het braindumpen heeft hem in de macht. Zo zei hij vandaag nog tijdens een gesprek tegen iemand “ Ach, ik weet het ook niet, het was slechts een braindump van mijn kant, meer niet.” Was het echter maar zo simpel, het is te vergelijken met een blaasontsteking, je hebt steeds de drang om je brain te dumpen op de meest vreemde plaatsen en tijden.

Midieusk tinken Middeleeuws denken

Een aantal filosofen heeft zich beziggehouden met zogenaamde godsbewijzen, niet alleen middeleeuwse denkers zoals Anselmus van Canterbury (1093 – 1109) en Thomas van Aquino, (1125- 1274) maar ook bijv. Descartes. Anselmus gaf een ontologisch godsbewijs: God is het meest perfecte wat wij kunnen bedenken; iets wat is, is beter dan iets wat niet is. Daarom bestaat God. Maar ja ,op deze manier kun je het bestaan bewijzen van alles wat het voorstellingsvermogen te boven gaat, inclusief de eenhoorn. Thomas was het dan ook met deze redenering niet eens en gaf maar liefst vijf godsbewijzen, waarvan de eerste gebaseerd is op beweging ; “ Het is zeker en door zinnelijke waarneming gewaarborgd, dat iets in de wereld bewogen wordt…… Het is onmogelijk…. dat iets in hetzelfde opzicht bewegend en bewogen is of zichzelf beweegt. Derhalve moet alles wat bewogen wordt door iets anders bewogen worden. Indien dus datgene waardoor het bewogen wordt ook zelf weer bewogen wordt, dan moet dit door iets anders bewogen worden en dit weer door iets anders. Men kan echter niet tot het oneindige voortgaan….. Het is derhalve noodzakelijk dat men tot een eerste beweger komt die door niets anders bewogen wordt, en daaronder verstaan allen God.” Thomas had blijkbaar wat moeite met oneindigheid.

Oer libben en leafde Over leven en liefde

Das Leben ist selber die Seligkeit, sagte ich. Anders kann es nicht sein: denn das Leben ist Liebe, und die ganze Form und Kraft des Lebens besteht in der Liebe, und entsteht aus der Liebe. — Ich habe durch das soeben Gesagte einen der tiefsten Sätze der Erkenntnis ausgesprochen; der jedoch, meines Erachtens, jeder, nur wahrhaft zusammengefaßten und angestrengten Aufmerksamkeit, auf der Stelle klar und einleuchtend werden kann. Die Liebe teilet das, an sich tote Sein, gleichsam in ein zweimaliges Sein, dasselbe vor sich selbst hinstellend, und macht es dadurch zu einem Ich oder Selbst, das sich anschaut, und von sich weiß; in welcher Ichheit die Wurzel alles Lebens ruhet. Wiederum vereinigt und verbindet innigst die Liebe das geteilte Ich, das ohne Liebe nur kalt, und ohne alles Interesse, sich anschauen würde. Diese letztere Einheit, in der dadurch nicht aufgehobenen, sondern ewig bleibenden Zweiheit, ist nun eben das Leben; wie jedem, der die aufgegebenen Begriffe nur scharf denken, und aneinanderhalten will, auf der Stelle einleuchten muß. Nun ist die Liebe ferner, Zufriedenheit mit sich selbst, Freude an sich selbst, Genuß ihrer selbst, und also Seligkeit; und so ist klar, daß Leben, Liebe, und Seligkeit, schlechthin Eins sind und dasselbe.Nicht alles, was als lebendig erscheine, sei lebendig in der Tat und Wahrheit, sagte ich ferner.

Fichte

woensdag, juni 13, 2007

Oan it wetter


Beheind Beperkt

Als een mens zich wijdt aan de aandachtige beschouwing van één soort kennis, dan zal dat alles voor hem worden. De geest zal zo gekleurd worden door zijn vertrouwdheid met dat onderwerp dat al het andere, hoe weinig het er ook mee te maken heeft, onder hetzelfde gezichtspunt gebracht zal worden. Een metafysicus zal ploegen en tuinieren onmiddellijk in abstracte begrippen vertalen; de natuurlijke historie zal geen enkele betekenis voor hem hebben. Een alchemist zal daarentegen goddelijkheid reduceren tot de maximes van zijn laboratorium, moraliteit verklaren door zout, zwavel en kwikzilver en de Heilige Schrift zelf en de heilige mysterie ervan in de steen der wijzen allegoriseren. Ik hoorde eens een man die buitengewoon muzikaal begaafd was, in alle ernst Mozes’ zeven dagen van de eerste week aanpassen aan de noten van de muziek, alsof de maat en de methode van de schepping daaraan ontleend waren. Het is van het grootste belang de geest te behoeden voor een dergelijke bezetenheid en ik denk dat wij dat het beste kunnen doen door de geest een eerlijk en onpartijdig overzicht van de hele intellectuele wereld te geven, waardoor hij de orde en schoonheid van het geheel kan zien en de onderscheiden gebieden van de verschillende wetenschappen naar waarde kan schatten, overeenkomstig hun rangorde en het nut van elk ervan.

John Locke (1632 -1704)

Locke zelf had een grote voorliefde voor de wiskunde, maar zoals uit het bovenstaande blijkt was hij tegen een intellectuele “hokjesgeest”. Doarmer is het met die mensen eens, die zeggen dat dit ook voor beroepen geldt, een politieagent bijvoorbeeld zal overal overtredingen zien, het onderw.volk beoordeelt alles onder het gezichtspunt van luiheid, voor een manager bestaat de hele werkelijkheid uit schema’s en afvinkformulieren, sterker nog, als je er geen formulier van kunt maken bestaat het niet eens.

dinsdag, juni 12, 2007

Tsjiniggewearje Tegenwerpen

Fichte merkt op, dat wij, zodra wij “ik” denken, ons bewustzijn op een zekere wijze bepaald vinden, immers bepaald door het voorwerp (het ik), waarop onze gedachte gericht is. Maar dit ik dat gedacht wordt, weten wij identiek met het ik dat denkt; het denkende ik en het gedachte zijn hier één en het denken loopt van het gedachte op het denkende terug.Het teruggaan van het denken op zichzelf brengt het begrip van de Ikheid voort. Het Ik is het tot zich terugkerend denken. De handeling van deze terugkeer tot zichzelf is het Ik en niets anders ( Ich bin diese Anschauung und schlechthin nichts weiter, und diese Anschauung selbst bin ich). Bij deze uiteenzetting merkt Fichte op, dat de lezer allicht in een kleine uithoek van zijn ziel een tegenwerping maakt, nl. deze: om te kunnen denken moet ik er eerst zijn; er moet een bestaan zijn dat aan het denken voorafgaat. Dit bezwaar is hem welkom om daarop te kunnen antwoorden: wie is het die beweert, dat gij, eer te kunnen denken, noodzakelijkerwijze eerst hebt moeten “bestaan”?...... Gij weet van dit vooronderstelde “bestaan” toch slechts voor zover gij het denkt.

Bierens de Haan over de “idealistische“ filosoof Johann Gottlieb Fichte (1762 – 1814), een aanhanger van Kant. Hij is bekend geworden door zijn uitspraak: Het ik stelt zichzelf.

maandag, juni 11, 2007

Op himsels Op zichzelf

Wylst it tongeret, wjerljochtet en reint (Terwijl het dondert, bliksemt en regent)
Daar nu de menselijke kennis afhankelijk is van het menselijk kenvermogen, kan haar waarheid niet bestaan in de afspiegeling van een buiten het denken gelegen werkelijkheid. Noem deze het ”ding” op zichzelf (Ding an sich): dan ligt dus de waarheid niet in het kennen van dingen op zichzelf. Kants filosofie brengt ons aanstonds in aanraking met het vraagstuk van het Ding-an-sich…… het ding-op-zichzelf is datgene wat van enig voorwerp overblijft, wanneer de subjektieve (door het denken toegekende en dus in het bewustzijn gelegene) eigenschappen worden afgetrokken; bijv. wanneer ik bij waarneming van een kastanjeboom alle waarneembare eigenschappen (als toevoegsels van mijn kant) wegdenk, blijft het objektief-bestaande ding van de kastanjeboom zelf over…….. (Kant) “ er zijn ons dingen als buiten ons bestaande voorwerpen van onze zinnelijke waarneming gegeven. Van datgene wat zij op zichzelf zijn, weten wij niets, doch wij kennen slechts hun verschijningen d.i. voorstellingen, die zij in ons verwekken, doordat zij onze zintuigen aandoen”.

Bierens de Haan over de filosoof Immanuel Kant

Eigenlijk zegt Kant, dat wij slechts een menselijke waarheid kennen, wij nemen de dingen waar via onze zintuigen, wij denken als mensen op een bepaalde manier. Het ding an sich zal voor ons wel altijd “verborgen” blijven.

zondag, juni 10, 2007

Dizigens

It wie al wer in hoartsje lyn, mar hjoed hie Doarmer in fergetten middei, better sein trije oeren folslein ferdwûn op in dizich ûnderfinen fan wetterlûden nei. Sa’t de siswize is: Wêr bliuwt de tiid? Doarmer soe it wol witte wolle. Neffens guon wurdt fergetten tiid sammele, foar in protte jild ferhannele en troch oaren wer brûkt. Dochs frjemd, dat faaks in oar no yn Doarmer’s tiid dwaande is.

(N)eat (N)iets

Meestal is Doarmer druk met zijn werk bezig, zo is hij nu eenmaal opgevoed en dat krijg je er ook niet meer uit, maar op de zondagochtend bij een kopje koffie en een boek van Leibniz wil hij wel eens nadenken over andere zaken , zoals de zin van alles en zo. De oude vraag waarom is er eigenlijk iets in plaats niets? Voor Doarmer blijft de uitspraak van de middeleeuwse mysticus Angelus Silesius het mooist. Zijn antwoord op de vraag over de zin van het leven was: “ De roos is zonder waarom; zij bloeit omdat zij bloeit”. Erg poëtisch, maar een bioloog zal het bloeien van de roos heel goed kunnen verklaren, ook schoonheid heeft een bedoeling en wat is schoonheid? Heidegger vond het alles willen beredeneren een ziekte van de moderne tijd en Sartre constateerde de absurditeit van het bestaan. Hoe dan ook het “is” er, wij zijn erin “geworpen”, maar dan wil je graag dat alles een bedoeling heeft. Waarom willen we dat eigenlijk? Nietzsche beweert, dat als er geen bedoeling is, als wij elke kant op kunnen, dan is er ook geen goed of kwaad, dat heeft pas zin als men het “einddoel” kent, waarnaar wij op weg zijn. Zelfs als men zich er gemakkelijk vanaf wil maken en zegt, dat alles geschapen is en dat het de bedoeling is dat je op een bepaalde manier leeft, waarom heeft dan die schepping plaatsgevonden? Een wezen dat zich eenzaam voelde? De vraag blijft waarom is er iets in plaats van niets? Leven we in een matrixachtige wereld? Doarmer hoopt wel, dat het niet bedoeling van het bestaan is om uiteindelijk uit te monden in een afvinkformulier of een levensloopregeling, maar je weet maar nooit.

zaterdag, juni 09, 2007

De wudze De zweel

No seach ‘k fan ‘e middei oan ‘e kant fan it paad
Dochs weven en triljen de raaien,
En fan ’t miedlân kaam as pypkeniel
De rook fan it hea oanwaaien.

Myn freonen, dat is de simmer wol’
En ‘k moat oan Fryslân tinke!
Fan ’t fûlste libben is it de tiid
En âlde bylden winke.

No is er yn ’t Fryske lân gjin rêst;
De mieren lûke oan ‘e seine,
Oan’e wudze skreppe de swilers sa:
Yn’ e ûngetiid moat it eine.

De skuorredoarren litt’ amper troch
De hege, kante weiden,
En de grutte gollen rize sa
Fan’e kostle frucht fan’e greiden.

Yn it hôf allinne is it stil
En swiet wol it dêr rêste;
Dêr jout him no de dichter del
En hat fan’e simmer it bêste.

De flearrebeammen blomkje sa swiid
Troch hearook rûkt it hinne;
Yn ‘e blommetún pronkje de leeljes sa
En de roazen begjinne.

Och, nim him syn loaiens net al te kwea,
Hy sil it letter wol belije!
As er syn dreammen yn fersen stâlt
En dy kinne de fal net krije

En tink er, myn bodders, tink er om,
Hy is fan jimm’ eigen sibben,
En wat by syn dreammen hy foar him sjocht,
Dat is wat jimme belibben!

Obe Postma : yn ‘e ûngetiid

Het is ûngetiid (hooioogst). Men ruikt de rook (de geur) van it hea (het hooi) en iedereen is druk , de mieren (de maaiers), de swilers (die hooi bijeenharken). De gollen(hooivakken) raken vol. Alleen de dichter doet niets en geniet van de bloemen, maar, zegt Obe tegen de bodders (harde werkers), neem hem zijn loaiens(luiheid) niet al te kwalijk, hij heeft het straks wel moeilijk genoeg, als hij probeert jullie leven in verzen te beschrijven en bovendien is hij jullie sibbe(verwant). De natuurkundige Obe Postma was zelf een boerenzoon uit Koarnwert.

donderdag, juni 07, 2007

It knyft Het mes

Niet alleen de rupsen hebben een verbeten strijd met het Belgische leger gevoerd. Tijdens de veldtocht tegen de Belgen in 1831 hebben ook de Friezen deze ervaring gehad. Hieronder volgt een verslag:

Na aan beide zijden met wisselend succes te hebben gestreden brengt kolonel Stoecker de volledige Nederlandse 1e brigade in de strijd. Daarbij zet een bataljon Friese schutters onder
donderende"hoera's"een onstuimige tegenaanval in. Er ontstaat al spoedig een gevecht van man tegen man waarbij de Friezen hun jachtmessen gebruiken. Zij klagen er namelijk over dat de kolven van hun geweren te licht zijn om daarmee de Belgische koppen te verpletteren. De verliezen aan beide zijden zijn hoog. De Nederlandse verliezen waren 89 doden en gewonden. Onder de Belgen worden de Friese schutters gevreesd: "zij hebben geen politesse, zij slaan met kolven en steken met messe". De verliezen van de 5e compagnie van kapitein Hendrik Gerrit Cannegieter waren 3 man en 9 gewonden. De volgende dag worden de lijken gevonden van een Friese schutter en zijn Belgische tegenstander. Zwaar gewond hadden zij nog kans gezien elkaar te wurgen.

Merkslaan Waarnemen

Als ik het waarnemen van de boom waarneem, merk ik dat ik de waargenomen boom van het etiket “werkelijk’ voorzie. Als ik me daarentegen een bepaalde boom alleen maar voorstel of me er een herinner, wat zie ik dan? Zie ik herinneringen, voorstellingen? Nee, ik zie bomen, maar bomen die voorzien zijn van het etiket”voorstelling” of “herinnering”. Zoveel bomen, zoveel zienswijzen. Hier en nu waargenomen bomen, herinnerde bomen, voorgestelde bomen. Dezelfde boom waar ik de ene keer verheugd naar kijk omdat hij me schaduw geeft, en die ik de andere keer monster met het oog op de vraag of het kappen ervan economisch de moeite loont, diezelfde boom is in deze waarnemingen niet dezelfde. Het zijn ervan is veranderd, en als ik hem zogenaamd “objectief”, puur zakelijk onderzoek, is dat ook maar een van de vele manieren om de boom te laten “zijn”. De fenomenologische reductie laat dus de vraag wat de boom nu “in werkelijkheid” is buiten beschouwing en let op de verschillende manieren waarop en als wat hij zich aan het bewustzijn voordoet, of liever gezegd: hoe het bewustzijn zich bij de boom ophoudt.

R. Safranski


De filosoof Kant spreekt van “Das Ding an sich”, in feite het ding los van onze waarneming. Kant is van mening dat wij dit ding an sich nooit kunnen leren kennen, wij kennen slechts de “Erscheinungen”. Volgens de fenomelogen is het Ding an sich dus ook een verschijnsel, omdat het gedacht kan worden.

woensdag, juni 06, 2007

maandag, juni 04, 2007

Eangstme Angst

Nu dus de angst . De angst is de omfloerste koningin van de stemmingen. We moeten de angst onderscheiden van de vrees (Furcht). Vrees is gericht op iets bepaalds, is kleingeestig. Angst daarentegen is onbepaald en even grenzeloos als de wereld. Het “waarvoor” van de angst is de wereld als zodanig. Voor de angst zinkt alles in zijn naaktheid ter aarde, ontdaan van iedere betekenis. De angst is soeverein, hij kan bij het minste en geringste bezit van ons nemen. Hoe zou hij ook niet, want het eigenlijke vis-à-vis van de angst is het niets….. De angst confronteert het bestaan met het naakte dat van de wereld en van het eigen zelf. Maar wat overblijft als het bestaan door het koude vuur van de angst is gegaan, is niet niets. Door wat de angst heeft verbrand is de gloeiende kern van het bestaan blootgelegd: het vrijzijn voor de vrijheid zichzelf te kiezen en zichzelf aan te pakken.

Safranski over het begrip "angst" bij Heidegger

Vrees (Furcht) heeft men voor iets concreets, bijvoorbeeld voor een grote hond. Bij Heidegger is de angst in zekere zin ook de angst voor de vrijheid. Sartre zal later zeggen, dat wij veroordeeld zijn om vrij te zijn.

zondag, juni 03, 2007

Brinzgje Hinniken

Alle djier , forhuwgge, sit,
rint, fljugt, ljeapt in donset,
brinzget, dertten, boeyte wit,
blerret, bôllet, gonzet.
Eyn in gies ijn’t wetter sljuerckt,
’t wijlde fuwggelt tureluerckt.
libbje’ ijn free in resten,
boeyte scheel in lesten.

Gysbert Japix (1603 -1666)

zaterdag, juni 02, 2007

Ferlern en ferlitten Verloren en verlaten

Is het uiteindelijk zo ver met ons gekomen dat een diepe verveling in de afgrond van ons bestaan als een stille mist heen en weer trekt.

Heidegger

Staande voor de afgrond van deze verveling overvalt ons in de regel de horror vacui. Maar die ontsteltenis moet je verduren, want zij maakt je intiem vertrouwd met het niets, waar de oude metafysische vraag “Waarom is er iets en niet veeleer niets?” op aanstuurt…. In het leven van alledag is het ons vaak leeg te moede, zegt Heidegger, maar we dekken die leegte even alledaags ook meteen weer toe. Hij roept ertoe op dat haastige toedekken een tijdje – een vervelend tijdje – na te laten. Maar dat nalaten is filosofisch zwaar bevochten, want het druist in tegen de spontane alledaagse neiging om aan de wereld te willen vervallen en er niet, zoals in het verduren van het lege ogenblik, uit te vallen. Maar het helpt allemaal niets: zonder dat eruit vallen, zonder die verlorenheid en verlatenheid, zonder die leegte kunnen we het filosoferen niet hebben. Heidegger wil laten zien hoe de filosofie uit het niets van de verveling wordt geboren.

R. Safranski

vrijdag, juni 01, 2007

Kjel wurde Schrikken

Een Italiaanse edelman zei eens in mijn aanwezigheid ten nadele van zijn vaderland dat Italianen zo scherpzinnig waren en zo’n levendige verbeelding hadden dat ze de gevaren en rampen waarmee ze geconfronteerd konden worden zo lang voorzagen, dat niemand ervan op moest kijken dat ze in de oorlog zo vaak, zelfs al voor ze het gevaar onderkend hadden, een veilig heenkomen zochten; dat wij Fransen en Spanjaarden, die niet zo fijnbesnaard waren, onze nek verder uitstaken, en dat wij het gevaar met eigen ogen moesten zien en met onze handen aanraken eer de schrik ons om het hart sloeg, maar dat ook wij dan de plaat poetsten; terwijl de grovere en lompere Duitsers en Zwitsers, zelfs als ze er geducht van langs kregen, nauwelijks voldoende benul hadden om de zaak eens van de andere kant te bekijken.

Michel de Montaigne

De widdo en de Casanova De weduwe en de Casanova