dinsdag, april 11, 2006

Werken Wurkje

Vrije tijd en lediggang.
Tegenwoordig schaamt men zich al voor zijn rust; lange overpeinzingen bezorgen iemand bijna gewetenswroeging. Men denkt met het horloge in de hand, men leeft als iemand die voortdurend ergens te laat kan komen. Liever iets willekeurigs doen dan helemaal niets – ook deze grondstelling is een snoer om alle beschaving en alle hogere smaak de das mee om te doen. En evenals zichtbaar alle vormen te gronde gaan aan deze haast der arbeidzamen, zo gaat ook het vormbesef zelf, het oor en oog voor de melodie der bewegingen te gronde.
Nu, voorheen was het omgekeerd: de arbeid ging gepaard met een slecht geweten. Een mens van goede afkomst verborg zijn arbeid, als de nood hem dwong te arbeiden. De slaaf arbeidde onder druk van het gevoel, dat hij iets verachtelijks deed – “het doen” zelf was al iets verachtelijks. Voornaamheid en eer zijn alleen te vinden in otium en bellum(vrije tijd/rust en oorlog) : zo klonk de stem van het antieke vooroordeel!

Friedrich Nietzsche

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Lediggang

Boos en verbannen lachen
om de niet te herstellen leegte
die vat heeft gekregen bij gebrek
aan kontakt gevreesd als bloedschande

urenlang koppig dronken
zwijgen om de langgerekte leeggeviste kreken
als kreten geen kiemkracht waterkoud
de maan die oprijdt dodemansgebeente
het lichaam grillige happige prevelpraat

ouder witter en stiller
dan hun kabouters zijn de bossen
aan mijn schouder
sterrebeelden werden killer
mijn blik kouder

de wereld smaakt hol en zilverbitter
vanavond ik ben weer zonder veel inzicht

Anoniem zei

Idylle über den Müßiggang
»Sieh ich lernte von selbst, und ein Gott hat mancherlei Weisen mir in die Seele gepflanzt.« So darf ich kühnlich sagen, wenn nicht von der fröhlichen Wissenschaft der Poesie die Rede ist, sondern von der gottähnlichen Kunst der Faulheit. Mit wem sollte ich also lieber über den Müßiggang denken und reden als mit mir selbst? Und so sprach ich denn auch in jener unsterblichen Stunde, da mir der Genius eingab, das hohe Evangelium der echten Lust und Liebe zu verkündigen, zu mir selbst: »O Müßiggang, Müßiggang! du bist die Lebensluft der Unschuld und der Begeisterung; dich atmen die Seligen, und selig ist wer dich hat und hegt, du heiliges Kleinod! einziges Fragment von Gottähnlichkeit, das uns noch aus dem Paradiese blieb.«

Friedrich Schlegel
1772 - 1829