dinsdag, oktober 17, 2006

It boaike mei de wjukjes


Dat begloerre' in ljordigh eaghje,
In elbaster-libb'ne Bijld,
Dat him laey in bortlijck leachje,
Dear wier Kuwze ontboage', ontpijld.
Da 'er opwecke, in seag, ijn't wijd.
Ney' gruwn in ney boppen':
Hy begoe, Njuer in tjoe
Oon syn Mem to roppen.

Gysbert Japix

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Uitleg van de tekst van Gysbert Japix:
Terwijl Cupido ligt te slapen pakt een meisje zijn pijl en boog en als het ventje, dat zelf graag verliefde mensen plaagt, wakker wordt en merkt dat zijn spulletjes weg zijn, begint hij meteen om zijn moeder Venus te krijsen. Dit is het tweede couplet. Vertaling:
Dat begluurde een lief oogje
een albast-levend beeld
dat hem speels een hinderlaagje legde
Daar was de kleine slaper zonder boog, zonder pijl.
Toen hij ontwaakte, en wild keek,
naar de grond en naar boven;
Hij begon, benauwd en kwaad
om zijn moeder te roepen.

Anoniem zei

In die tijd werd "ij" als "ie" uitgesproken. Dit komt tegenwoordig nog wel voor bij achternamen, die uit die tijd stammen!(ca.1650)

Anoniem zei

Hetzelfde couplet in hedendaags Fries:
Mar in faam mei boartlik’ eagen
prûs as in albasten byld,
lei him út ‘e gek in leage,
stiel syn pylken, bôg en skyld.
Hy waard wekker en seach wyld
op ‘e grûn en boppe
ta syn mem - klonk syn stim,
bang en near wie’t roppen.