Hylas ging erop uit om vers water te vinden en hij kwam bij een heldere poel. Daar wilde hij zijn waterkruik vullen, maar vervolgens werd hij door lieftallige nimfen het water ingetrokken. Hij is nooit weer teruggekomen.
Al snel bemerkte hij een bron,
in een lage plaats, en eromheen was veel riet,
donkere gouwe en groen venushaar
en weelderige eppe en zich door het veen verspreidend hondsgras.
Midden in het water bereidden de Nimfen de dans voor,
de Nimfen die niet slapen, de verschrikkelijke godinnen voor mensen van het platteland,
Eunika en Malis en Nucheia met de lenteblik.
De jongen stak de grote beker naar voren in de rivier,
omdat hij hem erin wilde dopen, maar zij pakten allemaal zijn hand,
want liefde voor het Argivische kind had hun tedere harten van slag gebracht.
Uit:Theocritus, Idylle XIII
1 opmerking:
helersblêd en rintfear
Een reactie posten