donderdag, september 27, 2007

De trije talen De drie talen

Oh ja, die leraar was zijn tijd ver vooruit, want hij was eigenlijk al met pensioen, maar omdat er een tekort aan classici was, kwam hij gewoon terug. Hij woonde vlak bij de school en stapte elke ochtend met kwieke tred over het plein de school binnen. Hij was heel streng, maar, kwestie van leeftijd, op een dag was hij vergeten zijn gebit in te doen. Nou Doarmer vergeet die dag nooit weer. Een vreselijk strenge man, maar elke keer als hij iets zei of als de klas maar naar hem keek, dan lag iedereen dubbel. Het merkwaardige was, dat hoewel hij vlak bij de school woonde, hij niet even naar huis ging om zijn gebit op te halen, waarschijnlijk Friese koppigheid. Doarmer heeft wel veel van hem geleerd, hij moest ook, want de man was streng. Bij één van de drie klassieke talen, was hij iets milder, want daar lag zijn hart. Hij heeft ervoor gezorgd, dat Doarmer als jongetje van de taalgrens zijn woorden heeft geleerd. Het eerste woord, dat hij op bord schreef was “selskip” (1)en hij vroeg wat dat betekende. Doarmer, nooit te beroerd om aan een lesproces bij te dragen, zei “ oh dat is zeilschip”. De man heeft Doarmer wel een kwartier lang op harde manier duidelijk gemaakt, dat dat geen manier is om Fries te spreken en het heeft geholpen.

(1) gezelschap

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Alhoewel menigeen anders vermoedt, gaat ook het leven van een pater niet altijd over rozen. Door allerlei drukke werkzaamheden, voornamelijk bestaand uit het afvinken van gebreken van simpele zielen, was ik de uitputting nabij. Vandaar dat de overste mijner orde een wijs besluit nam en mij opdracht gaf mij te vervoegen bij een instelling voor onderw. De keuze was gevallen op het beruchte ketternest E., een immer onheilzwanger oord weliswaar, maar toch ook een plaats waar vooral in het onderw. werkenden naartoe trekken om bij te komen en goed uit te rusten. Ik kon er op therapeutische basis actief zijn en zou op die manier nauwelijks opvallen. En passant kon ik dan de staat van het morele verval in kaart brengen en een plan van aanpak ontwerpen hoe dit zedeloze volk te lijf te gaan. Ter voorbereiding kreeg ik een klein budget, waarvan ik een tiental degelijke wollen jaegeronderbroeken kocht.
Aldus op iedere vorm van bandeloosheid voorbereid zijnde, toog ik op een nevelige morgen naar het ketternest E. Tot mijn stomme verbazing stond het gebouw nog overeind. "Sind Donner und Blitze in Wolken verschwunden???Wel waren er sporen te zien aan de gevel en in het voorterrein, die herinnerden aan de felle strijd die hier enige tijd geleden was uitgevochten tussen de school belagende bandieten enerzijds en Turkse commandotroepen en Afghaanse elite-eenheden aan de andere kant.
Bij binnenkomst spoedde ik mij terstond naar het dormitorium, doch dit bleek totaal veranderd.
Verbijsterd blikte ik op de drempel om mij heen.
"Godverdomme pater, wat leuk zeg, godverdomme kom binnen!"
De oude man bleek net als ik deze dag uitgekozen te hebben om de kennismaking met het zwoegende onderw. volkje te hernieuwen en wij vielen met onze neuzen in de boter. Eerlijk gezegd kan ik een krachtige vloek, mits met overtuiging uitgesproken wel waarderen, maar dit bleek niet te gelden voor een groepje jongere docenten. Opgeschrikt uit hun diepzinnige gesprek over de psychische gevolgen van het gebruik van kleurkrijt voor de kinderzielen en welke didactiek daarvoor te ontwikkelen, rezen zij in protest overeind. Hoezeer de vloek hen getroffen had bleek alras: de een na de ander klapte geluidloos dubbel en ging strekken.
De oude man, uit een harder hout gesneden, wenkte mij vrolijk en enthousiast liep ik op hem toe. Een rood aangelopen onderw.figuur met puilende ogen kwam dreigend op mij af. Toen hij Doarmer, die ik vanwege zijn schutkleur nog niet ontwaard had, zag droop hij af.
Wat ik om mij heen kijkend zag, tartte iedere beschrijving: ik was in een ware orgie beland: er werd bulderend gelachen, gezopen, er waren Poolse vrouwen en de zonde bloeide als orchideeën in frivole tinten op alle muren.
Een mager heksje rende kakelend over capuchons voorbij en ik dacht: effe onthouden voor als het kanaal bevriest, die blijft vast wel drijven. Uit zijn dekking tegen een zwarte muur dook plotseling Peerke op, de man van bier, Bach en binnenkort ook Bussum. Kolonel B. stond het allemaal spottend aan te kijken alsof het hem allemaal niet meer zo erg aanging. Dokter Oetker, die ten tijde van de veldslag bij de verdediging van de kade het bevel had gevoerd over een bataljon KCV'ers (Korps Commando Vrijwilligers) en zich toen zeer verdienstelijk had gemaakt was druk met hem in gesprek. Beide heren leken nergens mee te zitten. Zelfs de lieftallige D., strakker dan ooit, riep dat zij met haar wapperende blonde lokken op de tafel wilde gaan dansen.
Het duizelde me en ik zag om mij heen alle kleuren van de regenboog.
Hoe moest ik ooit dit losgeslagen onderw. volk tot het ware geloof brengen?

Anoniem zei

Waarde pater, zelden heeft iemand zo treffend een dag uit de onderw.wereld beschreven.Moge het reinigende vuur blijven branden.

Anoniem zei

De goede Doarmer blijkt ten prooi aan een grenzeloze argeloosheid wanneer hij in de veronderstelling leeft, dat de door mij geschetste wederwaardigheden een ganse dag uit het leven in de onderw. wereld zouden beslaan. Het leed, dat daar doorstaan wordt is nog vele malen groter en dit noopt mij mijn verslag voort te zetten . Ik verhaalde immers nog niet van het trieste lot van de huisvrouw te H.
Toen ik mij afvroeg hoe het mijn met verse karnemelk gedoopte bekeerlinge in deze door ontucht en bandeloosheid geteisterde omgeving zou zijn, viel mij op, dat ik haar nergens zag of hoorde.
Ook de oude man wist niet waar zij was en riep: "Ik ben godverdomme geen oppas!"
Na enig rondscharrelen in dit duistere hol trof ik haar aan op een bank, kwijnend en bijkans bezwijmend.
Haar malaise bleek veroorzaakt te zijn door een bezigheid, die van den beginne af reeds in een kwade reuk staat: appels plukken. Zij had een grote goudreinet op haar hoofd gekregen en leek nu labieler dan ooit tevoren.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe de eerder vermelde agressieve heer met de puilende ogen rond een groepje vrouwen cirkelde, zijn kans afwachtend om er een te bespringen. Een der vrouwen, een stevige vrouw van het type dat geen schaal met boterkoeken onberoerd laat, hield hem nauwlettend in de gaten en keek hem met haar helderblauwe ogen streng en bestraffend aan. De man richtte zich nu in zijn volle lengte op en toonde haar zijn met een felgroen overhemd bespannen bolle buik als een vuurbuikbad, die zijn belager wil imponeren.
Deze pose miste haar uitwerking niet. De ferme vrouw trok wit weg, maar gaf verder geen krimp en bleef strak terugkijken, zodat hij tenslotte afdroop en van een afstandje toe bleef kijken. Kennelijk beschouwde hij het vrouwenclubje als zijn harem.
Plotseling werd mijn aandacht getrokken door een heftig gesticulerende vrouw, die enkele toehoorders om zich heen verzameld had. Het bleek te gaan om de sexy jengels, die aangezien de vrouw de taal als een mitrailleur gebruikte, zwaar onder vuur genomen werd. Zelfs in mijn gruwelijkste nachtmerries had ik nimmer een dergelijke vrouw ontmoet. Het ging de vrouw zelf ook niet in haar kouwe kleren zitten. Zij leek mij tot op heden de meest getourmenteerde ziel , die ik in het ketternest had ontmoet. In een hoog tempo explodeerde en implodeerde zij voortdurend. God in de hemel, dacht ik, hoe houdt een mens het in het onderw. uit en een golf van mededogen met deze aan niet aflatende kwellingen blootgestelden overspoelde mij. Ik voelde mij draaierig en strompelde naar de uitgang. Die kon ik echter niet meer vinden. Was de boel hier dichtgemetseld? Ik was nog nooit zo wanhopig geweest!