dinsdag, juli 15, 2008

Mjoksje Mengen

Kant’s redenering ging ongeveer als volgt. De geest kan de wereld vatten, of tenminste de wereld zoals die aan ons verschijnt, omdat deze wereld niet geheel van onze geest verschilt – omdat zij iets van de geest weg heeft. En dat is zo, omdat in het proces van kennisverwerving, het vatten van de wereld, de geest om zo te zeggen actief al het materiaal verwerkt dat via de zintuigen binnen komt. De geest geeft dit materiaal voortdurend een bepaalde vorm en bewerkt het volgens de hem eigen vormen of wetten – de vormen en wetten van ons denken. Wat wij “natuur” noemen – de wereld waarin wij leven, de wereld zoals die aan ons verschijnt – is een wereld die al bewerkt is, een wereld gevormd door onze geest. En die wereld is als onze geest, omdat ze erdoor geassimileerd is.
Het antwoord: “De geest kan de wereld vatten, omdat de zoals die aan ons verschijnt als de geest is” is een idealistische redenering; het idealisme beweert immers dat de wereld iets van de geest weg heeft. Het is niet mijn bedoeling hier voor of tegen de kentheorie van Kant te pleiten en ik zal haar niet in detail bespreken. Maar ik wil erop wijzen dat ze beslist niet uitsluitend idealistisch is. Kant heeft er zelf op gewezen dat ze een mengsel of synthese is van een zeker realisme en een zeker idealisme. Het realistische ervan bestaat in de bewering dat de wereld zoals die aan ons verschijnt een soort materiaal is, bewerkt door onze geest, en het idealistische ervan in de bewering dat het een soort materiaal is, bewerkt door onze geest.

Popper over de filosofie van Kant

Als idealist vormt Doarmer dagelijks zijn eigen wereld, zijn eigen droom en omdat deze wereld in de geest van Doarmer gevormd wordt, lijkt de wereld ook erg op Doarmer, dat is toch logisch?

Geen opmerkingen: