woensdag, december 02, 2009

Krêftich meitsje Krachtig maken

Een liedje

8 opmerkingen:

Peerke zei

Allez,

da is een schoon liedeken. Ja, Peerke zou er subiet een Vlaamsche versie van willen opnemen.

Was er laatst niet een feest in het Kettersnest. Vierden ze daar meer dan een eeuw ketterij?


Groeten van Peerke ongeveer 20.000 mijlen onder ...

Doarmer zei

Ja Peerke, de ketters vierden feest en als rechtschapen gelovige viel het voor Doarmer niet mee daar tussen die zwaveldampen gemengd met de geur van zelden gewassen onderw.truien en impertinente vragen zoals “werkt u hier nog steeds? “, hoewel men zo’n vraag ook anders kan opvatten, aangezien het bewijst, dat er een tijd is geweest, dat er inderdaad werd gewerkt. Ook de vraag “kent u mij nog?” kan men op verschillende manieren uitleggen. Is het een noodkreet van zeer eenzaam persoon of een soort test of men aan een programma als “wedden dat” kan meedoen, omdat dat men een paar duizend namen onthoudt en deze foutloos op een groep dertigers/veertigers plakt, die zich in kleding en uiterlijk nauwelijks onderscheiden.

pater Pierre de Bree s.j. zei

Alhoewel uw pater niet verwacht had, dat men in het ketternest E. ooit psalmen ten gehore zou brengen, viel het hem rauw op zijn dak dit weinig stichtelijk, ja zelfs liederlijk gekweel van twee vage gasten aan te moeten horen. De aanblik van het ketternest E. had hem voor het eerst bijzonder aangenaam getroffen: reeds aan de gevel was het symbool van de omwenteling te zien geweest: er was, geboren uit een verlangen naar zuiverheid, een nieuw begin gemaakt: het ketternest was omgedoopt tot kleuterschool. Hoopvol gestemd en volledig op het verkeerde been gezet door het beeldmerk betrad uw zielenherder het vervallen pand. Meteen bij binnenkomst vielen hem echter de schellen van de ogen. Geen vrolijk dartelende kleuters, geen met gracieuze vrouwenhand geschonken koffie in fraai porselein, nee, het allerergste en gruwelijkste tafereel raakte hem vol op zijn netvlies: lamlendig rondhangend onderw.volk, slurpend uit plastic bekertjes. Een geur van zweet vermengd met zwavel benam hem de adem: hier was niets veranderd, hier zou ook nooit iets veranderen.

Doarmer zei

Waarde pater, laat Doarmer met de wens beginnen, dat de dag kome, dat de kade gereinigd zal worden van zijn vele zonden en dat zij, die tussen al die gruwelen rein gebleven zijn, beloond mogen worden, zo niet hier, dan wel in het leven hierna. Wat het nieuwe symbool betreft, ook Doarmer vraagt zich af, of men “in dat teken zal overwinnen”. Eén ding viel hem na afloop wel op, hij zag een man en vrouw het gebouw verlaten en toen de vrouw omkeek, veranderde zij in een zoutpilaar. Wat dat wel betekent? Niet veel goeds, denkt Doarmer.

pater Pierre de Bree s.j. zei

Dat Doarmer reikhalzend uitziet naar de dag dat de kade door een allesverzengend vuur gelouterd zal worden, doet hem kennen als een goed mens. Aagezien hij een der weinige rechtvaardigen is in het ketternest E. kan de verwoesting niet ver meer zijn. Reeds kleurt voor het geestesoog uwer pater de hemel in het oosten rood van de naderende vlammen, de eerste zwavel begint reeds te vallen.
Dat de omziende vrouw in een zoutpilaar veranderde, is inderdaad een teken van de naderende ondergang van het ketternest E. Overigens zijn sommige daar vertoevende vrouwen slechts door een kenner van zoutpilaren te onderscheiden. Is Doarmer zulk een vrouwenkenner??? De Schrift bevat op dit punt een duidelijke boodschap voor de tussen alle gruwelen rein gebleven Doarmer:
Die zonder zonde is, werpe de eerste steen, met andere woorden:
de ruite motte der uit!!!

Doarmer zei

Waarde pater, uiteraard is Doarmer bereid de eerste steen te werpen, onschuldig kind als hij is en mag hij in deze nog het volgende citeren uit de “Sermoonen over de bekeeringh van den sondaer”van Backx: “ Kan der droever, kan der schroomelijcker plaets gepeyst worden, als eenen onderaerdschen kuyl, daer de aerde solfer, daer de rivieren peck zyn; daer men niet en siet als brand en smoor? Daer men niet en rieckt als stanck en vuyliigheyt? Daer men niet en smaeckt als bitterheyt: niet en voelt als pynelijckheyt, en, op dat alle de sinnen hun torment souden hebben, daer men niet en hoort tusschen duysent lasteringen en vervloeckingen een onophoudelyck gehuyl en knersselinge der tanden…. En als gy dat al-te-gaer, en noch duysentmael meer sult by uselven gedacht hebben: weet sekerlijck, dat gy dan van de helle en van haer schroomelijckheyt nauwelijks een schaduwe sult gepeyst hebben”.

Anoniem zei

Deze Backx is duidelijk een ex-onderw.figuur uit het ketternest E., aangezien hij niets origineels bedenkt, maar een exacte beschrijving geeft van de dagelijkse gang van zaken in het ketternest E. Van vergiffenis voor deze zondaar kan dan ook geen sprake zijn: onophoudelijck gehuyl ende knersselinge der tanden sijn sijn deel:
so comet hi te lone
dees quader puten sone!

Doarmer zei

"dat vier , en sal niet zyn gelijck het vier, dat in uwen êerdt brand"

Augustinus