dinsdag, december 21, 2010

Ljirre Rookvlees

Eindelijk, als de opgewondenheid ten top gestegen is, wordt er een oude manshoed voor den dag gehaald en op den grond gezet. Vrouwen zoowel als mannen beproeven nu over dien hoed te springen, en ieder wie dit onberispelijk doet bewijst daarmede dat hij nog niet stapeldronken is. Voor hoogbejaarde personen geldt het als bewijs, dat ze nog vlug en levenslustig zijn. In’t dagelijksch leven kan men zulke vroolijke oudjes soms hooren pochen: “Ik ben nog zoo heel min niet, ik kan nog wel over den hoed, als ’t wezen moet”.
Intusschen hebben de bedienden de feestzalen weêr ingericht voor het derde en laatste bedrijf. Op de tafels vindt men nu wittebrood en krentenbol, boter, kaas, ham en rookvleesch, en er is koffie gezet. De gasten keeren nog eens naar hunne plaatsen terug en doen zich te goed aan de opgedischte spijs en drank, die zich na zooveel drukte en beweging heerlijk laat smaken. Na afloop hiervan ontdekt men dat het daglicht reeds is aangebroken en men dus zal moeten scheiden. Men neemt afscheid van de jonggetrouwden en hunne ouders, bedankt hen voor het genotene en wenscht hun het beste. Zoo zakken de getrouwde lieden zachtjes aan af naar hunne woningen. Maar het jongvolk gaat nog eens met vernieuwden moed aan den dans, en scheidt niet voor ’s morgens zeven uur.

W.Dijkstra : uit “Een Friesche Boerenbruiloft” (19e eeuw)

Geen opmerkingen: