In’t groene gras zag ik een blanke hinde
met gouden hoorns, die dichtbij een rivier
’s ochtends het lommer zocht van een laurier
bij’t zachte zuchten van de voorjaarswinden.
Omdat haar zoete gratie mij verblindde,
Vergat ik wat ik deed en volgde ’t dier,
net als een vrek die’t uitzingt van plezier
zo gauw hij denkt ergens een schat te vinden.
“Raak mij niet aan”, stond om haar hals geschreven
in diamanten en topazen steen,
“want God wil mij in vrijheid laten leven!”
En reeds was’t zonlicht over ’t zenit heen
en moest mijn oog zich moe gewonnen geven,
toen ik in’t water viel en zij verdween.
Francesco Petrarca (1335-1374)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten