maandag, april 02, 2007

Oer in keppel Over een kudde

Men leze het Nieuwe Testament eens als verleidingsboek: de deugd wordt in beslag genomen, instinctief wetende dat men met haar de publieke opinie voor zich inneemt, en wel de allerbescheidenste deugd, die het ideale kuddeschaap erkent en niets meer, de schaapsherder inbegrepen.

De tendens van de kudde is op stilstand en behoud gericht, er is niets scheppends in haar. De aangename gevoelens die de goede ons inboezemt zijn onze persoonlijke veiligheids- en gelijkheidsgevoelens: het kuddedier verheerlijkt daarbij de kuddenatuur en voelt zichzelf dan prettig. Dit oordeel vermomt zich met mooie woorden – zo ontstaat “moraal”. Men neme echter nota van de haat van de kudde tegen de waarheidslievende.

Het is een oeroude gewoonte binnen de kudde: de eigenlijke oneerlijkheid om bij zichzelf alleen de geoorloofde oordelen en gevoelens te zien. Uit deze gewoonte die alle goeden gemeen hebben, komt de uniformiteit van de gemeenschappelijke handelingen voort: het schenkt hun een enorme kracht om aan zo weinig motieven bij zichzelf en de medemens te geloven, en alleen aan goede.

Fr. Nietzsche: Umwertung aller Werte

Geen opmerkingen: