vrijdag, juni 15, 2007

De drôvige njirre De bedroefde adder

Op zekere dag was Zarathustra onder een vijgenboom ingeslapen, daar het zeer warm was en met zijn handen bedekte hij zijn gezicht.
Daar kwam een adder en beet hem in de hals, zodat Zarathustra een schreeuw van pijn gaf. Toen hij de arm had weggenomen van zijn gelaat , keek hij de slang aan; deze herkende eensklaps de ogen van Zarathustra, keerde zich onhandig om en wilde er vandoor gaan.
“Neen, neen,” sprak Zarathustra, “ ge hebt mijn dank nog niet aangenomen. Gij hebt mij te goeder ure gewekt, mijn weg is nog lang.”
“Uw weg is nog kort,” sprak de adder bedroefd; “mijn gif is dodelijk.”
Zarathustra glimlachte.
Is er ooit een draak gestorven aan het gif van een slang?” vroeg hij. “Maar neem uw gif terug! Gij zijt niet rijk genoeg het mij te schenken.”
Toen viel de adder hem opnieuw om de hals en lekte hem zijn wonde.
Toen Zarathustra dit eens aan zijn jongeren vertelde, vroegen zij:” En wat, o Zarathustra, is de moraal van uw geschiedenis?”
Zarathustra antwoordde daarop het volgende:
De vernietiger der moraal noemen mij de goeden en rechtvaardigen; mijn historie is zonder moraal.

Friedrich Nietzsche

Geen opmerkingen: