Ik probeer me niet in te beelden hoe Wittgenstein deze vraag
zou hebben beantwoord, maar als evolutionair bioloog zou ik het als volgt
formuleren: onze hersenen zijn geëvolueerd om onze lichamen te helpen hun weg
te vinden in deze wereld op de schaal waarop onze lichamen handelen. Wij zijn
nooit geëvolueerd om de wereld van de atomen te bevaren. Ware dat wel zo, dan
zouden onze hersenen rotsen waarschijnlijk wel waarnemen als gevuld met lege
ruimte. Massieve voorwerpen zoals rotsen voelen hard en ondoordringbaar aan
onder onze handen, omdat andere objecten, inclusief die handen, er inderdaad
niet in kunnen doordringen. De reden dat ze dat niet kunnen heeft niets te
maken met de omvang van de deeltjes waaruit die materie is opgebouwd of met hun
onderlinge afstanden. De reden zijn de krachtvelden die gekoppeld zijn aan die
ver uiteengelegen deeltjes in ‘massieve’
materie. Het is nuttig voor onze hersenen om noties als massiviteit en
ondoordringbaarheid te construeren, omdat zulke noties ons helpen ons lichaam
te navigeren door een wereld waarin we moeten navigeren; een wereld waarin
voorwerpen, die wij ‘massief’ noemen, niet dezelfde ruimte kunnen bezetten.
R. Dawkins
Geen opmerkingen:
Een reactie posten