De tijd is die toerusting van ons intellect die maakt dat wat wij als iets toekomstigs opvatten, op dit moment helemaal niet lijkt te bestaan. Dit gezichtsbedrog valt echter weg zodra de toekomst tegenwoordige tijd is geworden.Het meest plausibele en tegelijk eenvoudigste bewijs voor de idealiteit van de ruimte is dat wij de ruimte niet, net als al het andere, in gedachten kunnen opheffen. We kunnen haar enkel leegmaken: alles, alles, alles kunnen we uit de ruimte wegdenken en laten verdwijnen, ook kunnen we ons nog heel goed voorstellen dat de ruimte tussen de vaste sterren absoluut leeg is, en noem maar op. Alleen van de ruimte zelf kunnen we op geen enkele manier afkomen: wat we ook doen, hoe we ons ook wenden en keren, ze is er gewoon en nergens houdt ze op. Want ruimte ligt aan al onze voorstellingen ten grondslag en is er de eerste voorwaarde voor. Dit bewijst onomstotelijk dat ze tot ons intellect zelf behoort, er een integrerend bestanddeel van is. Ruimte is namelijk dat bestanddeel dat voor het weefsel dat ons intellect spint de ondergrond levert, waarop dan vervolgens de bonte wereld van de objecten wordt aangebracht.
Arthur Schopenhauer































- Goed, zei ik, dan moet ge nu eens gaan kijken naar de manier waarop wij zijn opgevoed. Stel u gevangenen voor die in een onderaards verblijf leven, een grot bijvoorbeeld. De toegang tot de open lucht wordt gevormd door een opening die even breed is als de grot zelf. Die mensen zijn nog nooit buiten de grot geweest. Ze kunnen benen en hals niet bewegen omdat die vastgeklemd zijn, en ze kunnen alleen voor zich uit kijken. Achter hun rug is een lichtbron: het is een vuur dat hoog boven hen brandt. Tussen dat vuur en de gevangenen loopt een weg die ook hoog is gelegen, met een borstwering die dient als het schot dat bij het poppenspel wordt gebruikt om de poppenspelers aan het gezicht te onttrekken.

